21 mei 2019

Zeven dingen die je al weet over het Zill-leerplan

1. Samen op stap

2. De feiten...

3. Onze strategie


4. Het nieuwe leerplan = een nieuwe start

5. Hoe steekt het leerplan "zin in leren, zin in leven" in elkaar?


6. De structuren en substructuren van het leerplan




7. Kijken door de Zill-bril

17 februari 2019

Dank u wel, Johan Van Biesen, dat u schreef wat haast niemand weten wil

Beste Johan Van Biesen,

Ik ken u niet, maar ik lees dat u voorzitter bent van de Vereniging Schulden op School. U bent mijn held van de week, jawel, want u schreef een brief, en die stond dinsdag in de de krant. Het was een klein kolommetje, in De Standaard, op pagina 35, onderaan.

U had het over Sigrid, die op haar twaalfde wilde leren voor kapper. Maar dat ging niet. Ze kon niet starten want de koffer met scharen en borstels en oefenpoppen was te duur. Dus volgde Sigrid een kantooropleiding, maar dat lag haar niet, en ze probeerde nog wat anders, en nog wat anders. Zolang het maar goedkoop was. Kapster is ze nooit geworden, terwijl dat plan toch echt niet zo waanzinnig was. Maar blijkbaar wel te duur.

Ik zocht wat cijfers. 12% van de kinderen in Vlaanderen woont in een huishouden met een inkomen onder de armoederisicodrempel, dat zijn 150.000 kinderen. 150.000. Een op de vijf gezinnen kan zich geen week vakantie buitenshuis permitteren. 30.000 kinderen kunnen geen vriendjes uitnodigen om te komen spelen, 10.000 kinderen missen schooluitstappen omdat ze te arm zijn om ervoor te betalen. Er worden vandaag twee keer zoveel kinderen in een kansarm gezin geboren dan tien jaar geleden.

Dat is veel. Dat is vreselijk veel.

Een koffer met scharen is te duur, niet alleen voor Sigrid maar voor vele kinderen.

Dat is schokkend en stuitend en vooral een schande.

Kinderen in armoede hebben de meest uiteenlopende gaven en talenten, maar één ding hebben ze allemaal geleerd en kunnen ze best van al: zwijgen. Dat zullen ze maandag ook doen, als de juf met de beste bedoelingen vraagt hoe de vakantie is geweest. Ze zullen luisteren naar de verhalen, over zeilkampen en ponykampen, over Disneyland Parijs, over tropische stranden en hotels met zwembaden, van Bali tot de Beekse Bergen. Het is iedereen gegund, echt, en ik hoop dat er geen blauwalg in het water zat, of kwallen in de zee, dat er nergens muggen waren en niemand in een bosbrand heeft gezeten.

Maar achteraan in de klas zit er een Sigrid die op haar lip bijt, naar het plafond kijkt of naar haar versleten schoenen. En die droomt van kapsels.

Ze zijn met veel, maar ze zijn stil en niemand ziet ze nog.

Kinderen zaten de voorbije weken vaak in de speeltuin, waar het zo gezellig en zo gemoedelijk was en waar hun ouders met andere ouders kubden bij een mojito of een cuba libre. Maar Sigrid was daar niet, en ook haar ouders niet. Ten eerste omdat ze door omstandigheden maar één ouder heeft, ten tweede omdat een mojito negen euro vijftig cent kost, een cuba libre evenveel.

Dus blijven Sigrids onder de radar. Armoedeorganisaties proberen het thema wel op te werpen, en dan is het even nieuws, de schoolkosten en de facturen en de prijs van het onderwijs. Maar de meeste politici steken dan hun vingers in de oren. Er zijn wellicht geen stemmen mee te halen. Er wordt amper over getweet, er zijn geen forse verklaringen over het opkuisen van de kinderarmoede. Geen lid van de regering roept hysterisch 'Het stopt hier, het moet stoppen, het moet stoppen!'. Toch niet als het over hoge schoolfacturen gaat.

Een probleem dat niet benoemd wordt, is er geen. Het blijft onuitgesproken en vergeten. Het wordt weggemoffeld en dus wordt er veel te weinig aan gedaan.

Dankuwel, Johan Van Biesen, dat u schreef wat haast niemand weten wil, een verhaal waar we gegeneerd en ongemakkelijk van worden. Ik hoop dat iedereen het leest, en vooral de hele Wetstraat.

En ik hoop dat het goed met Sigrid gaat. Dat ze toch haar weg wat vindt. Een mooi leven begint met goed, betaalbaar en open onderwijs. Laten we dat iemand ontzeggen. Niemand.

Vele groeten, ook aan Sigrid.

Hendrik

Professor Hendrik Vos, Universiteit Gent




15 oktober 2018

Communiceren over kinderarmoede zonder stigmatiseren (deel 2)

Zeven Counterframes

In deel 1 kon je lezen over de problematiek van kinderarmoede, die werd voorgesteld in 5 frames. De counterframes nodigen je uit om naar kinderarmoede te kijken vanuit een perspectief dat minder problematiserend is. Er schemeren oplossingen in door en er wordt met meer nuances over kinderarmoede gecommuniceerd.

Counterframe 1: DE KIEM
"Sarah leeft in een probleemsituatie, maar heeft mogelijkheden en dromen. Ze heeft het in zich om het te maken."
Alle kinderen hebben potentieel.
Het hangt af van de omgeving (materieel, sociaal, institutioneel,...)
of dit potentieel wordt benut.
Of het jonge plantje zal bloeien.
Het loont om te investeren in kinderen in armoede.
En dus om de omgeving -met inbegrip van de ouders- vruchtbaarder te maken.

Dit toekomstgerichte frame belicht actieve en positieve elementen. Het kind kan opbloeien, want armoede is geen 'vaste eigenschap' maar een kenmerk van de leefomgeving. Dit frame focust op economische en sociale voordelen van de strijd tegen kinderarmoede.

Counterframe 2: GULLIVER EN DE LILLIPUTTERS
"We zaten met de ouders van Sarah rond de tafel. Zij gaven ons tips en informatie over wat voor hen belangrijk is."
Kinderarmoede moeten we met zijn allen bekampen.
De strijd kunnen we alleen winnen als alle betrokken partijen op
gelijke voet en met vereende krachten samenwerken.
Kinderen in armoede en hun ouders zijn bondgenoten.

Dit positieve en hoopvolle samenwerkingsframe houdt een pleidooi in om kinderen in armoede en hun ouders actief te betrekken bij het zoeken naar oplossingen. Alle beetjes helpen, hoe kleinschalig ook. De kracht van samenwerking wordt benadrukt.

Counterframe 3: DE HARDE LEERSCHOOL
"Kijk naar Vincent Kompany. Die groeide op in een arme Brusselse buurt. Misschien juist daardoor heeft hij het gemaakt."
Wie als kind in armoede opgroeit, is hierdoor gehard
en is een expert en ervaringsdeskundige die alle facetten van de
problematiek kent. De pijn en schaamte die deze mensen hebben
ervaren, hun levenservaring en inzichten, zijn noodzakelijk om kinderarmoede
te kunnen bestrijden.

Mensen die in armoede opgroeiden en/of leven, kunnen met hun kennis, vaardigheden en expertise een rol spelen in de strijd tegen armoede, als hun de kans wordt geboden en als ze het woord krijgen.

Counterframe 4: ZELFOPOFFERING
"Sarahs mama doet echt alles voor haar. Zij wil net als wij alleen maar het beste voor haar kind."
Arme ouders zijn fundamenteel dezelfde ouders als andere ouders.
Maar juist door de armoede waarin zij leven, kunnen zij
hun opvoedende rol moeilijker vervullen. Zij beseffen dat zelf
maar al te goed en proberen hun kinderen kost wat kost te beschermen
voor de schadelijke gevolgen van armoede. Ze willen hun kinderen
kansen geven en gaan daarin soms heldhaftig ver, ten koste van zichzelf.

Dit frame benadrukt dat deze ouders 'normale' mensen zijn. Armoede is geen gevolg van hun gedrag, maar bepaalt dat gedrag wel en leidt tot schuldgevoelens. Tegelijk is hun relatie met hun kinderen er een van liefde en zorg.

Counterframe 5: HET RAD VAN FORTUIN
"Arm zijn, of worden... het is een loterij. Sarah heeft brute pech dat ze in dat gezin geboren is."
Niet alleen iemands individuele gedrag en keuzes bepalen zijn/haar levensloop.
Ook meer overkoepelende elementen spelen een rol:
de plaats waar je wieg staat, maar ook gebeurtenissen tijdens
het leven (jobverlies, echtscheiding, ziekte,...). Een aantal zaken
heb je nu eenmaal niet in de hand. Dat is ons lot, dat soms een noodlot wordt.

Dit frame zet de individuele verantwoordelijkheid op de achtergrond en zegt dat mensen in armoede en 'de anderen' niet wezenlijk van elkaar verschillen. Armoede kan veel oorzaken hebben en niet alles is maakbaar. Het rad kan ook keren en men kan proberen het te sturen, met een duwtje van derden. Armoede hoeft niet noodzakelijk generatiearmoede te worden.

Counterframe 6: HET REVEIL
"Dat er kinderen in onze school geen eten hebben, maakt me boos. In de 21-ste eeuw? Daar moeten we iets aan doen."
Kinderarmoede doet een beroep op onze solidariteit, burgerzin
en collectieve geweten. Het is een schokkende inbreuk op waarden
die ons verbinden - gelijke kansen, individuele ontplooiing,
participatie aan de samenleving - en die ook in de grondwet staan.
Het is een morele oproep om actie te ondernemen.
Ons inzetten voor de strijd tegen kinderarmoede brengt ook loutering
met zich mee: geven en sociaal handelen, maken gelukkig.

Dit frame stelt dat zich inzetten tegen kinderarmoede loont: maatschappelijk en ook persoonlijk. Het geeft een groepsgevoel en countert in die zin het individualisme dat de strijd tegen kinderarmoede hindert. Het gaat hier zelfs om een burgerlijke verantwoordelijkheid.

Counterframe 7: DIOGENES VAN SINOPE
"Een kind is toch niet arm als het geen smartphone heeft en als er thuis geen auto staat?"
De definities van armoede gaan uit van een standaard en van normen en criteria.
Die moeten we radicaal ter discussie stellen.
M.a.w. de norm - altijd een sociale constructie en dus relatief - is het probleem.
Daardoor voelen kinderen in armoede zich uitgesloten.
Als we met z'n allen anders gaan leven (eenvoudiger, minder consumptie,
meer naar de natuur,...) zullen we armoede in een minder problematisch
licht zien en zal er minder uitsluiting zijn.
We zullen ons rijker en bevrijd voelen.
Overigens kan een kind dat in 'rijkdom' opgroeit, ook arm zijn:
aan relaties, aan aandacht, aan liefde.

Dit wat provocerende counterframe stelt de inhoud en definitie van het westerse begrip 'armoede' en de bijbehorende normen en standaarden aan de orde. Arme Belgische kinderen zijn bv. rijk in vergelijking met kinderen in ontwikkelingslanden. De normen zijn dus niet vanzelfsprekend. Het frame gaat ervan uit dat mensen kunnen kiezen voor minder. Dat is een vrijheid die veel mensen in armoede niet hebben.

Goed om weten
Een keerzijde van deze counterframes, kan dit beeld zijn: wie niet uit armoede geraakt, zal wel geen doorzetter zijn.
De frames zijn hier netjes van elkaar gescheiden, maar in de praktijk verschijnen ze in combinaties die elkaar overlappen.
Streven naar een meer genuanceerde beeldvorming over kinderarmoede is een werk van lange adem.

1 juni 2018

Communiceren over kinderarmoede zonder stigmatiseren (deel 1)

Framen

Elk onderwerp kun je vanuit verschillende perspectieven bekijken -dit heet framen- naargelang van je opvattingen en bedoelingen.
Een anekdote: twee verkopers van schoenen worden naar Afrika gestuurd om daar nieuwe markten te verkennen. Drie dagen na hun aankomst belt de eerste naar zijn hoofdkantoor: "Ik kom met de eerstvolgende vlucht terug. Hier zijn geen schoenen te verkopen. Iedereen loopt op blote voeten." De tweede verkoper stuurt op hetzelfde moment een email naar het bedrijf: "Ongekende mogelijkheden hier. Nog niemand draagt schoenen."

Onderzoekers legden vijf frames bloot. Bij het lezen van deze frames dien je je bewust te zijn van de stigmatiserende kijk op kinderarmoede.

Frame 1: het onschuldige slachtoffer

"Het is toch erg, ik heb zoveel compassie met Sarah. Oharme dat kind."
Kinderen in armoede zijn per definitie onschuldig en niet
in staat zich uit de armoede te 'redden'.
Volwassen buitenstaanders worden emotioneel
aangesproken om medelijden te hebben.
Zij moeten beslissen of ze de zwakke, hulpeloze
kinderen zullen helpen om hen een betere toekomst te geven. 

Vermoedelijk wordt dit frame het meest gebruikt. Zeker als er beelden aan te pas komen. Kinderen worden hier geportretteerd als passieve, hulpeloze slachtoffers die afhankelijk zijn van buitenstaanders. Die laatsten bepalen wat er moet en kan gebeuren.

Frame 2: het blok aan het been

"Sarah? Als we nu niet ingrijpen, komt daar later niet veel goeds van."
Armoede zet een rem op de ontwikkeling
van het nu nog onschuldige kind. Daardoor wordt zo'n
kind-slachtoffer in z'n verdere levensloop een
last voor de samenleving. Het kan niet mee.
Het zal als volwassen geld kosten: als
werkloze, zieke, crimineel,... Om later erger
te voorkomen moeten we nu ingrijpen.

Dit mobiliserende frame gebruikt negatieve toekomstbeelden die zelfs angst oproepen: het maakt van kinderen een mogelijk risico, en roept om die reden op niet onverschillig te blijven.

Frame 3: de slechte ouder

"In Sarahs boekentas zit altijd een lege brooddoos. Maar ze draagt wel de nieuwste K3-schoenen."
De 'afwijkende' en 'foute' levensstijl of mentaliteit
van de individuele arme ouder(s) is de oorzaak van
van hun eigen armoede én die van hun
kinderen. Ze zijn lui, verkwistend, gebruiken
drugs, drinken, hebben verkeerde prioriteiten,
scheiden, ondernemen veel te weinig,...
Zij zijn de schuld en ze zijn zelfs een gevaar
voor het kind en de samenleving omdat ze hun
kinderen slecht opvoeden. Vandaar ook de 
generatie-armoede: de kinderen nemen dit gedrag
over. Deze mensen zijn ook profiteurs.

Dit frame hanteert een wij/zij-denken: er zijn armen (negatief, niet 'normaal', niet gedisciplineerd) en niet-armen (positief, 'normaal', met discipline). Het velt ook een moreel oordeel: armen moeten de juiste, meer ondernemende levenswijze overnemen of anders op een andere manier 'gestraft' en gedisciplineerd worden. Sociale vangnetten daarentegen bevestigen hen juist in hun manier van leven. Dit is het frame van de individuele schuld.

Frame 4: de koorts

"Steeds meer kinderen zijn zo arm als Sarah. Er zit iets grondig fout met onze samenleving."
Kinderarmoede is een symptoom van een
samenleving met een probleem, zoals koorts bij
een lichaam. Blijkbaar werkt het immuunsysteem 
(bv. de sociale zekerheid) niet (meer) zoals het hoort,
om welke reden ook. En dus is kinderarmoede vooral het
gevolg van de externe context: institutioneel, politiek,
economisch,....

Dit frame is er vooral een van professionals: academici, journalisten, verenigingen, politici,... Het heeft het niet over individuele 'schuld', wel over maatschappelijk oorzaken. De benadering is eerder 'technisch' en onpersoonlijk, en focust op het systeem van de sociale zekerheid. Cijfers en modellen die evoluties in beeld brengen, spelen er een belangrijke rol in. Professionals, beleidsmakers en leidinggevenden zijn aan de zet.

Frame 5: berekend altruïsme

"Och, arme Sarah en haar ouders. Ik ben bereid hen te helpen."
In de strijd tegen kinderarmoede is er veel hypocrisie. Hulp-
verlening dient vooral de doelstelling van niet-armen. Met het
geld betaalt men in de eerste plaats lonen van medewerkers en
gebouwen van organisaties. En de mensen 'kopen'
met hun steun gemoedsrust, of handelen vanuit
religieuze verplichtingen, of doen aan zelfpromotie, enz.
Er is een soort van armoede-industrie. Er moet een nieuwe
ordening komen in de samenleving, en een aanpak van structurele
kinderarmoede: door de uitwassen van het kapitalisme en
het besparingsbeleid te kortwieken, en zeker niet terug te keren
naar liefdadigheid oude stijl. Of omgekeerd: door het kapitalisme
alle bewegingsruimte te geven, waardoor er meerwaarde ontstaat,
armen hun lot zelf in handen nemen en het betuttelende middenveld
kan wegvallen. Mensen geven in alle vrijheid en uit vrije wil.

Dit frame problematiseert de armoedebestrijding, zowel door hulpverleners als door vrijwilligers. Het zegt diverse dingen: dat armoedebestrijding niet inwerkt op de structurele oorzaken en aan symptoombestrijding doet. Dat veel zogenaamde altruïstische gebaren eigenlijk egoïstisch zijn: 'zich inzetten' en geven om zichzelf goed te voelen, uit eigenbelang. Dat armoedebestrijding geen neutraal gegeven is en diverse beweegredenen kan hebben. Naargelang van de ideologische invalshoek worden de motieven van mensen en organisaties anders bekeken.

Eenzijdig perspectief

Frames zijn geen kwestie van goed of fout. Allemaal bevatten ze wel een grond van waarheid maar geen van alle dekt alle aspecten van kinderarmoede. Bovenstaande frames bekijken kinderarmoede eenzijdig en problematiserend.
In de volgende nieuwsbrief worden counterframes voorgesteld. Daarin schemeren perspectieven op een oplossing door. Je leest er met meer nuances over mensen die in armoede leven.

5 maart 2018

GOED LEESONDERWIJS, GOED TAALONDERWIJS

Kunnen kinderen aan het einde van de basisschool nu wel of niet voldoende lezen en spellen? Krijgen leerkrachten in opleiding voldoende bagage mee om kinderen goed te leren lezen en schrijven? Is het basisonderwijs vernieuwend genoeg of blijft het achterop hinken tegenover de innovaties in de maatschappij? Deze en veel meer zijn vragen die geregeld terugkomen in de dagbladen. Nu is klagen over de kwaliteit van onderwijs van alle tijden. Maar het ontslaat niemand van de plicht om te zoeken naar en te werken aan het beste onderwijs.
De kwaliteit van het lees- en taalonderwijs kan optimaal worden door rekening te houden met vijf relatief eenvoudige uitgangspunten:

Bied alle kinderen een COMPACT en COMPLEET basisprogramma
Het lesrooster van de meeste basisscholen is doorheen de jaren steeds voller geworden. Helaas geldt hierbij niet het gezegde: 'hoe meer, hoe beter'. Het omgekeerde komt dichter in de buurt: 'overdaad schaadt'. Het leidt tot oppervlakkige, gehaaste lessen waarbij niet het beheersen, maar het aangeboden hebben, het doel is geworden.
Daarnaast is herhaling vaak gedegradeerd tot een verschijnsel in de marge.
Om dit te voorkomen, voorzie je als leerkracht best een degelijk basisprogramma, conform de Zill-doelen, aangevuld met een aantal facultatieve zaken.

Stel voortdurend vast wat kinderen wel of niet kunnen
Ieder kind is anders en hetzelfde geldt voor zijn of haar ontwikkeling. Om te bewaken of een leerstofonderdeel (nogmaals) aangeboden moet worden, is het noodzakelijk te weten of een kind de leerstof beheerst. Dit kan door een voortoets, tussentijdse observatie of een natoets.
Met een voortoets kan vastgesteld worden of de nieuwe leerstof voor een kind niet al gesneden koek is. Wanneer dat duidelijk het geval is, kan gekozen worden om de betreffende leerstof niet aan te bieden. Stel steeds de vraag of het niet aanbieden van een leerstofonderdeel een verantwoorde keuze is. En er zal ook moeten vastgesteld worden of het kind dan bij het volgende onderdeel geen begeleiding nodig heeft. Pas als een kind heel goed scoort op een voortoets, is het verantwoord om meer zelfstandig te laten leren.
Tussentijdse observaties is een zeer breed begrip. Alle acties die ondernomen worden om vast te stellen of een kind de leerstof beheerst, vallen onder deze noemer, ook al hebben ze niet de status van een formele toets. Observatie is een laagdrempelige manier om te zien of horen of een kind voldoende vorderingen maakt. Op basis van deze observaties worden vaak de beste vervolgacties gemaakt: snel en efficiënt.
De natoets is de gekende manier om vast te stellen of de kinderen de aangeboden leerstof daadwerkelijk opgepikt hebben. Belangrijk is ook hier om te bepalen of het nodig is om de leerstof of delen eruit, te hernemen. De natoets wordt dan ook gebruikt als score op het rapport om 'overtoetsen' te voorkomen.

Zorg dat alle kinderen de noodzakelijke instructie krijgen
Het opdoen van kennis en het beheersen van vaardigheden is afhankelijk van het krijgen van goede instructie en het automatiseren door middel van oefening.
Instructie wordt vaak gegeven door de leerkracht. Maar ook een tekst met nieuwe leerstof laten lezen, of digitale uitleg met hulp van de computer, is instructie. Directe interactie, zeker voor kinderen met leerproblemen, blijft de voorkeur hebben. Vooral omdat een leerkracht onmiddellijk kan inspelen op de reacties, de aandacht, de fouten,... van de kinderen.

Bied voldoende oefening en herhaling
Uiteraard is het belangrijk om leerstof te automatiseren door te oefenen en veelvuldig te herhalen. Dat herhalen is iets wat in vele basisscholen onvoldoende gebeurt. Decoderen van woorden, leesstrategieën, spelling,... leer je niet door ze één keer toe te passen. Daar is meer tijd voor nodig. Herkenbaarheid in herhaling, het opnieuw horen van dezelfde uitleg, maakt dat kinderen de leerstof gaan oppikken.

Zorg dat kinderen betrokken zijn bij wat ze leren
Betrokkenheid is een voorwaarde om tot leren te komen. Iets wat geen interesse opwekt, is buitengewoon moeilijk om te leren. De motivatie ontbreekt om een inspanning te leveren.
Toch is 'betrokkenheid' soms een eigen leven gaan leiden en lijkt het een doel op zich geworden. Alsof leerstof en leerdoelen er minder toe doen en het kind vanuit een verregaande keuzevrijheid vanzelf wel tot alle belangrijke leerstof komt.
Helaas is dit niet het geval. Er zijn nu eenmaal leerstofonderdelen die niet boeiend zijn, maar wel belangrijk voor de ontwikkeling. Gelukkig zijn leerkrachten didactisch goed onderlegd om leerlingen scherp en gemotiveerd te houden.
Zo is de onvoorspelbare beurtrol een prachtig middel om veel kinderen tegelijkertijd betrokken te houden. Ze moeten wel, want zij kunnen de volgende beurt hebben. En het geven van het juiste antwoord motiveert altijd. Dingen goed doen verveelt nooit en geeft altijd een goed gevoel.

Tot slot
De leerkracht doet ertoe! Zij/ hij is de basis voor kwaliteitsvol taal- en leesonderwijs. Een leerkracht die een krachtige instructie voorbereidt, zal goed doceren. Een leerkracht die gericht observeert, zal de kinderen zinvol bijsturen. Bij een leerkracht die tijd neemt voor herhaling, zullen de kinderen de leerstof beheersen. Bij een leerkracht die de kinderen weet te motiveren, zullen de kinderen graag naar school komen. En met minder mogen we geen genoegen nemen.


20 november 2017

Gender in de klas


Materiaal, hoeken, speelgoed

Kinderen kunnen genderstereotiepen erg bevestigen. 'De huishoek is voor meisjes, de bouwhoek voor jongens'. Een voorkeur voor een bepaalde hoek is uiteraard geen probleem, maar stimuleer de kinderen om in alle hoeken te komen. Zo komen verschillende competenties en gedrag aan bod. Je kan dit op verschillende manieren doen: eens een rotatiesysteem, herbenoemen van de hoeken (zo zal de huishoek of keukenhoek meer jongens aanspreken dan de poppenhoek.), flexibele hoeken met speelgoed in rollende bakken, een huis bouwen voor de barbiepoppen, ...

Laat neutraal speelgoed neutraal. Voorzie liever geen roze fietsen voor meisjes en blauwe voor de jongens of enkel prinsessen- en cowboypuzzels,.. maar zorg dat er ook neutraal speelgoed in de
klas aanwezig is.

Kijk bewust naar de prenten en affiches die in de klas ophangen: welke visie op meisjes en jongens wordt er afgebeeld? Is er voldoende diversiteit in het beeldmateriaal zodat iedereen zich aangesproken voelt? Zorg voor een goed evenwicht tussen neutrale en genderstereotiepe afbeeldingen.

Groepjes maken

Deel de klasgroep niet op in jongens vs. meisjes, tenzij er een duidelijke aanleiding toe is. Maak liever groepjes op basis van neutrale criteria (alfabetisch, numeriek, spelletje, schoenen met en zonder veters,...).

Meisjesspel-jongensspel: bij wijze van experiment laat je de jongens/ meisjes apart aan de slag gaan. Keer de traditionele rollen eens om: organiseer met de meisjes alleen een aantal activiteiten die over het algemeen meer jongens aantrekken en vice versa. Achteraf kan je dit met de kinderen evalueren: wat vonden ze ervan? Wat is er anders?

Interactie

Let op voor onbewust stereotiepe uitspraken:
"Niet huilen, je bent toch een flinke jongen."
"Ik heb nieuwe glitterstiften, daar zullen de meisjes blij mee zijn."
"Heeft je mama die lekkere cake gebakken?"

Hoor je de kinderen genderstereotiepe uitspraken doen zoals "dit is (niet) voor meisjes!", kom dan tussenbeide. Corrigeer waar nodig en discussieer met de klas waarom iets al dan niet voor jongens/ meisjes is.

Gelijkenissen en verschillen tussen jongens en meisjes kan ook een thema zijn om in de klas rond te werken. Enkele uitgewerkte voorbeelden vind je HIER vanaf p.27.
Het educatieve pakket Lou is aanwezig in onze kleuterschool.

Boeken

Er zijn heel wat fantasierijke kinderboeken op de markt die op een verfrissende manier omgaan met gender en diversiteit. Klik hier voor enkele voorbeelden. Klik hier voor meer voorbeelden.
Stereotiepe klassiekers hoeven natuurlijk niet uit de klas geweerd worden, maar kunnen bijvoorbeeld aanleiding geven tot een gesprek over jongens en meisjes. Hier kan je nog meer lezen over gender en kinderboeken.

De speelplaats

Onderzoek wijst uit dat jongens vaak een groter en centraler gedeelte van de speelplaats innemen, meisjes bezetten dan weer in groepjes de hoeken van de speelplaats.
-Observeer: hoe wordt de speelplaats gebruikt en door wie? Wat kan beter?
-Zijn er ongelijkheden, grijp dan in: organiseer de speelplaats anders, baken terreinen af, spreek regels af,..
-Zorg voor voldoende diversiteit in het spelaanbod op de speelplaats: ballen, springtouw, rekkers, knikkerbaan, natuurhoek,...
-Stimuleer zowel jongens als meisjes om deel te nemen aan speelplaatsspelen: een voetbalwedstrijd met alle kinderen, een springtouw-wedstrijd met alle kinderen. En... organiseer niet alléén een voetbalwedstrijd...

Klastaken

Zorg ervoor dat er geen jongens- en meisjesopdrachten zijn maar vraag alle kinderen op te ruimen, banken af te wassen, zware spullen te dragen, ...


Moederdag en vaderdag

Knutselwerkjes voor moeder- of vaderdag zijn nog vaak stereotiep. Waarom geen afwisseling brengen door een keukenschort voor papa te maken en een bladwijzer voor mama. Uiteraard kan je nog beter zoeken naar neutrale cadeautjes die niet naar een stereotiepe taakverdeling verwijzen.

Hou ook rekening met alternatieve gezinsvormen: alleenstaande ouders, nieuw samengestelde gezinnen, 2 papa's of mama's.

Ouderparticipatie

Vermijd genderstereotiepe vragen bij ouderparticipatie (bv. we zullen mama's vragen om de kostuums te maken en de papa's om het podium te bouwen). Spreek steeds beide ouders aan.
Probeer ook papa's te betrekken bij activiteiten / contacten waar meestal vooral mama's aanwezig zijn. Nodig nadrukkelijk beide ouders uit.
Sommige ouders maken zich zorgen wanneer hun kind atypisch gedrag vertoont. Van meisjes wordt over het algemeen getolereerd dat ze een 'halve jongen' zijn, bij jongens die zich graag verkleden als een prinses ligt dat vaak wat moeilijker. Wees je bewust van je visie hierop en de boodschap die je aan eventueel bezorgde ouders wil geven. Geef aan dat spelen met genderrollen normaal is voor kinderen en ga niet mee in stereotiepe uitspraken.

Aan de slag

Ik en de ander: een project rond rollenpatronen, holebi's, sexuele weerbaarheid
Meisjes spelen met poppen, jongens met blokken: deze lesbundel kan je hier aanvragen
Doorbreken van gender en heteronormen: open boek
Genderklik in leermiddelen: een checklist voor leerkrachten
Genderklik in de kleuterklas: omgaan met verschillen, werken aan gelijkheid
Hijzijwijzer: gratis download

Er bestaat niet één juiste manier om een jongen of een meisje te zijn.

16 mei 2017

12 brillen om naar kinderarmoede te kijken

In de boekentas van Sarah zit een lege brooddoos, maar het meisje draagt wel de nieuwste K3-schoenen. Hoe kijk jij naar armoede? Jouw bril bepaalt welk probleem je ziet en wat een mogelijke oplossing is.Professor Van Gorp ontdekte 12 brillen om naar kinderarmoede te kijken.
De ene juiste bril bestaat niet. De twaalf verschillende brillen zijn niet beter of slechter maar vormen een gereedschapskist om genuanceerder naar kinderarmoede te kijken, om oorzaken en oplossingen te zoeken.

Bril 1: "Het is toch erg! Ik heb zoveel compassie met Sarah. Ocharme dat kind."
Uit medelijden schiet je de kinderen in armoede te hulp want ze zijn zelf niet in staat zich te redden. Het kind is het onschuldige slachtoffer en zit vast in de rol van de zwakke, de afhankelijke die moet geholpen worden.
              Door deze bril bekijk je de arme als een hulpeloos wezen, het vergeet zijn kracht en potentie.

Bril 2: "Sarah? Als we nu niet ingrijpen komt daar later niet veel goeds van."
Kinderen die in armoede leven zijn tikkende tijdbommen die later meer kans hebben op een zwakke gezondheid of om werkloos te worden. Als we nu niet ingrijpen worden ze een last en kost voor de samenleving, een blok aan het been.
              De kijk door deze bril mobiliseert wel, maar speelt ook in op angstgevoelens.

Bril 3: "We zien in Sarah alleen het probleemkind, niet haar mogelijkheden, kansen en dromen. Sarah heeft nochtans alles in zich om het te maken."
Armoede is geen eigenschap van het kind, maar van zijn omgeving. Ook een kind in armoede zit boordevol pit. Het kind is een sterke kiem. Als we werken aan de voedingsbodem groeit het uit tot een sterke boom of een mooie bloem.
              Door deze bril kijk je positief en toekomstgericht. Het loont om te investeren
              in de strijd tegen armoede.

Bril 4: "We zaten met de ouders van Sarah rond de tafel. Ze gaven ons tips en informatie over wat belangrijk is voor hen."
We kunnen de strijd tegen kinderarmoede winnen als alle betrokken partijen, inclusief de kinderen en hun ouders samenwerken als gelijkwaardige partners. We moeten armoede bestrijden, niet de armen. Samen staan we sterk.
               De kijk door deze bril is hoopgevend en actiegericht.

Bril 5: "Niet alles is hopeloos. Kijk naar Vincent Kompany, die groeide op in een arme buurt van Brussel en heeft het toch gemaakt."
Armoede is niet louter een probleem maar kan ook een harde leerschool zijn. Iedere arme is een ervaringsdeskundige, een expert. Zijn levenservaring, kennis en inzichten zijn noodzakelijk om kinderarmoede te begrijpen en te bestrijden.
              Dit is een hoopvolle kijk: met deze bril bekijk je armoede niet louter problematisch.

Bril 6: "In Sarahs boekentas zit altijd een lege brooddoos. Maar ze draagt wel de nieuwste K3-schoenen."
Arme ouders zijn zelf verantwoordelijk voor hun armoede: ze zijn lui, zoeken geen werk, roken en drinken of gebruiken drugs, of waren al heel jong zwanger. Het zijn slechte ouders. En als ze K3-schoenen kunnen kopen, zijn ze misschien niet echt arm.
               Deze bril kijkt top-down. Wij bepalen wat positief en negatief is, de 'armen'
               moeten zich aanpassen.

Bril 7: "Sarahs mama doet echt alles voor haar. Ze wil net als wij alleen maar het beste."
Arme ouders zijn mensen zoals jij en ik. Het enige verschil is dat hun levensomstandigheden hen dwingen tot keuzes die wij niet hoeven te maken. Dat maakt het ze soms moeilijk om een goede ouder te zijn.
                De kijk door deze bril vertrekt van een positief uitgangspunt.

Bril 8: "Arm zijn of worden? Het is een lotje van de loterij. Sarah heeft pech dat ze in dit gezin geboren is."
Armoede heeft niets te maken met individuele keuze of gedrag. Het lot, waar je wieg heeft gestaan, bepaalt welke kansen je krijgt. Bovendien kan iedereen in armoede vervallen: na een zwaar ongeval, een ziekte, een echtscheiding, jobverlies.
               De kijk door deze bril is best fatalistisch.

Bril 9: "Steeds meer kinderen zijn zo arm als Sarah. Er gaat toch iets fout met onze samenleving."
Kinderarmoede is zoals koorts, een symptoom van een dieper maatschappelijk probleem: onze maatschappij is niet meer in staat om goed te zorgen voor iedereen. Het is aan de overheid om hier iets aan te doen, niet aan mij.
               Met deze bril leg je de schuld van armoede niet bij de arme zelf en je riskeert dat
               je de verantwoordelijkheid alleen bij de overheid legt.

Bril 10: "Dat er kinderen in onze school geen eten hebben, maakt me boos. In de 21-ste eeuw? Daar moeten we iets aan doen."
Kinderarmoede strookt niet met onze fundamentele maatschappelijke waarden zoals gelijke kansen, individuele ontplooiing, participatie en solidariteit. Kinderarmoede is een wake-upcall: we moeten in gang schieten.
                De kijk door deze bril gooit engagement in de strijd. Verontwaardiging werkt als een motor.

Bril 11: "Erg voor Sarah en haar ouders. Maar blij dat het mij niet overkomt."
Kinderarmoede aanpakken doen we vooral om ons geweten te sussen, uit religieuze verplichtingen of om onze maatschappij 'op orde' te houden: ieder zijn plaats. We helpen wel, maar echt iets veranderen kunnen (of willen) we toch niet.
                  De kijk door deze bril problematiseert de armoedebestrijding en verhindert dat
                  armen hun lot zelf in handen nemen.

Bril 12: "Een kind is toch niet arm als het geen smartphone heeft en er thuis geen auto is.?"
De huidige westerse manier van leven en ons consumptiepatroon wordt in vraag gesteld. Is een kind zonder smartphone arm? Geen liefde en aandacht is toch erger dan materiële tekorten? Je gaat ervan uit dat echte armoede in Vlaanderen niet bestaat.
                  De kijk met deze bril zet ons consumptiepatroon en statussymbolen op losse schroeven.

De ene bril is niet beter of slechter dan de andere. Kijk vooral vanuit verschillende brillen naar kinderen in armoede. Dan zie je meer oorzaken en ook meer oplossingen.

Nog meer lezen over kinderarmoede?
HIER kun je de studie downloaden over hoe we zonder stereotypen kunnen communiceren over armoede.
DIT zijn 12 kaartjes om met anderen te discussiëren over armoede.
HIER vind je de vijf kerncompetenties voor leerkrachten om kansarme kinderen meer kansen te geven.
HIER lees je het verhaal van Axana die gepest wordt omdat ze arm is.