Praktijkvoorbeelden om de ondernemingszin van kleuters te stimuleren
Een goed welbevinden en een stevige emotionele basis zijn voorwaarden om ondernemingszin te ontwikkelen. Zich goed voelen in de klas biedt een veilige uitgangsbasis om initiatief te nemen.
Ondernemen betekent immers iets nieuws proberen met het risico dat het niet altijd meteen lukt.
Dan zijn acceptatie, vertrouwen en nieuwe kansen krijgen van de juf een belangrijke steun.
Als kinderen zich sterk aangesproken voelen door bepaalde inhouden of situaties, heb je meer kans dat er ondernemingszin ontstaat.
Een geoefend oog voor wat kinderen interesseert en een open klasstructuur met veel ruimte voor initiatief en exploratiekansen zijn factoren die bijdragen tot een stevig ondernemingsklimaat.
Ondernemende kleuters zijn beter voorbereid op onze snel veranderende samenleving.
ZELFSTURING
Jolien (4 jaar) wiebelt tijdens het onthaalgesprek. Zodra de juf het sein geeft, loopt ze naar de knutselhoek. Daar geeft ze te kennen dat ze een mandje wil maken met eitjes erin.
Ze gaat meteen aan de slag en zoekt het materiaal bij elkaar. Ze vindt een geschikt bakje en gaat op zoek naar crêpepapier om een laagje 'stro' in het mandje aan te brengen. Plots ziet ze raffia liggen. Ze checkt even bij de juf of ze dat mag gebruiken en gaat verder. Ondertussen komt Aline met veel interesse kijken. Jolien legt haar rustig uit hoe ze te werk gaat. Aline heeft meteen zin om ook een mandje te maken !
Deze manier van in het leven staan spreekt tot de verbeelding. Je vindt het bij kinderen die van aanpakken weten, die weten wat ze willen, die zich kunnen organiseren, die doorzetten, ook als het soms iets moeilijker gaat. Ze zijn sterk in afstand nemen, en hebben ze sociale competentie, dan sturen ze niet alleen zichzelf maar ook anderen en zien we leiderschap ontluiken.
Siebe (2,5 jaar) zit nog maar een week in de klas. Bij het drankmoment staat hij meteen op om enkele bekers te halen, of om jassen van andere peuters binnen te zeulen.
Tijdens het koekmoment is hij er als de kippen bij om de doosjes uit te delen.
ONDERNEMINGSZIN = ZELFSTURING + CREATIVITEIT
Ben (4 jaar)zit graag op zo'n springdier en hij slaagt er dan telkens in er iets nieuws bij te verzinnen.
Onlangs had hij potjes op de oren en staart van het springdier gezet om vervolgens de ruimte door te springen. Zijn doel was rond te springen zonder dat de potjes eraf rollen. Dat spel sloeg aan en al gauw waren ook andere kleuters geïnteresseerd in de springdieren.
Creativiteit voegt iets toe aan zelfsturing : het maakt niet alleen dat er wat in beweging komt, maar bovendien dat er daarbij iets nieuws ontstaat : nieuwe werkwijzen, nieuwe realisaties, een nieuwe wereld. Zo komen we bij ondernemingszin uit.
Ondernemende personen zijn zij die zelfsturing weten te combineren met een dosis creativiteit.
Martijn (4 jaar) komt al met een plan in zijn hoofd naar school.
" Juf, ik wil een Bob de Bouwerhoek maken."
Er wordt afgesproken dat alle kleuters die daar thuis geschikt materiaal voor hebben, dat zullen meebrengen. Martijn wacht daar echter niet op, hij kiest voor de knutselhoek en zegt : "Ik ga een boot maken voor in de Bob de Bouwerhoek, want die bestaat nog niet."
Ik zie hem een heleboel vellen wit papier aan elkaar plakken met kleefband. Hij sleurt zijn vriend Tim mee in zijn enthousiasme en samen tekenen ze op die hele lange strook een boot met vensters, allerlei mannetjes en water. Tim vindt dat er ook nog namen op de boot moeten en op felgekleurde stroken schrijven ze hun eigen naam en die van vriendjes a.h.v. naamkaartjes. Martijn vraagt mij of ik een super lang stuk karton heb om tegen de boord te kleven, omdat hij te slap is en omvalt. Samen met de kleuters vinden we een geschikt karton. Martijn geeft me aanwijzingen hoe ik het karton met een scherp mesje moet snijden. De hele voormiddag zijn ze bezig met de boot.
Ondernemers zien wat er nog niet is. Ze hebben een neus voor kansen. Daardoor maken ze het verschil, brengen ze innovatie, ook in de kleuterklas. Het gaat bijvoorbeeld om kleuters die voorstellen om iets te maken, die het initiatief nemen tot een rollenspel, die iets van thuis meebrengen waarmee ze in de klas aan de slag kunnen, die een probleem zien en dat willen oplossen. Met hun initiatief hebben ze impact op de omgeving, de leerkracht of de andere kinderen kunnen er niet aan voorbijgaan.
4 deelcomponenten die de ondernemingszin onderscheiden :
1) De wilsfactor :
Kinderen met ondernemingszin kan je herkennen aan hun gedrevenheid om 'iets' te veranderen aan de omgeving. Ondernemende kleuters worden gemotiveerd door het besef dat ze impact kunnen hebben op hun omgeving. Dat geeft hen een enorme power. Ze lijken een vat vol energie. Die energie toont zich in hun doorzettingsvermogen. Eens ze van start gaan, geven ze niet meteen op. Ondernemers weten om te gaan met tegenslag en kunnen op hun tanden bijten als dat hen dichter bij hun doel brengt.
TIPS :
- Zorg voor uitdagingen waarbij obstakels moeten overwonnen worden, maar die toch relatief hoge kans op succes bieden.
Zo ervaren kinderen dat doorzetten beloond wordt, wat dan weer leidt tot intrinsieke motivatie : laat de kleuters bijvoorbeeld zelf de oplossing zoeken voor een probleem i.p.v. ze aan te reiken.
- Maak de kinderen mee verantwoordelijk. Het effect is dat ze zelfcontrole ervaren en zich niet aan de omgeving overgeleverd voelen. Ze ervaren dat ze impact hebben : m.a.w. ze ontdekken dat wanneer ze iets doen, de omgeving reageert.
2) Richtingsgevoel :
Ondernemende kleuters hebben een duidelijk richtingsgevoel. Ze worden door 'iets' bewogen. Dat kan een thema of interessepunt zijn, maar ook een sociale bewogenheid of een persoonlijke drijfveer zoals het streven naar succes of sociale aanvaarding.
Vanuit die bewogenheid en de wetenschap dat ze impact kunnen hebben, weten deze kinderen wat ze willen. Dat merk je in de klas doordat ze precies kunnen aangeven wat ze willen doen. Ze durven met een wild idee op de proppen komen. Als de juf of een kleuter een voorstel doet, geven ze er een persoonlijke kijk op en voegen ze er soms iets aan toe waar niemand aan gedacht had.
TIPS :
- Werk met een flexibel kiesbord : kinderen komen met hun eigen plan in de klas en kiezen de hoek die ze nodig hebben voor het uitvoeren van hun plan. Als juf kan je nog steeds een extra aanbod toevoegen aan het bord. Er kunnen zelfs nieuwe ideeën toegevoegd worden aan het bord : vb. een kleuter die een activiteit zal leiden voor 2 vriendjes.
- Werk met een klasdagboek : de kleuters komen soms bruisend van inspiratie de klas binnen. Ze vertellen honderduit. Wat doen we met die verhalen ? Hoe fijn wordt het niet als ze ook vanuit die verhalen kunnen spelen ? Vb. Zoë vertelt over haar verjaardagsfeestje en wil dit naspelen in de huishoek. Kinderen inspireren elkaar. Dit gebeurt door aan elkaar te vertellen over hun spel, door hun bouwwerk te tonen aan de anderen. Dit kan ook in het klasdagboek worden geschreven. Het zorgt voor kansen tot vertellen, reflecteren, maar het is een bron van inspiratie voor al wie er in kijkt.
3) Scenario bedenken en uitvoeren
Opvallend aan kinderen met een sterke ondernemingszin is het vermogen om hun plannen te realiseren. Dat doen ze niet met een vooraf tot in detail uitgekiend werkschema. Ze stellen zich werkdoelen en weten hoe ze aan de slag kunnen gaan. Gaandeweg ontvouwt het werkproces zich. Ondertussen blijven ze alert op de omgeving en op het proces. Als er moeilijkheden zijn, dan passen ze hun werkwijze aan of zoeken ze een alternatief. Ze kunnen ook met meerdere taken tegelijkertijd bezig zijn.
TIPS :
- Bied complexe, meervoudige taken aan waarbij kleuters verschillende stappen en werkfases moeten plannen.
- Werk met een attributenkast : kinderen kunnen zichzelf bedienen van materiaal die niet in de hoeken staat, maar die ze wel graag zouden gebruiken voor hun activiteit.
4) Afstand nemen
Afstand nemen betekent dat je even blijft stilstaan, jezelf losmaakt van waar je mee bezig bent om te kijken of je nog goed zit. Afstand nemen is een bewuste bijsturing van je gedrag. Het zorgt ervoor dat je bijleert. Afstand nemen kan een aanvulling of een correctie zijn op de wilsfactor. Tijdens het bedenken en uitvoeren van scenario's betekent afstand nemen dat je je de vraag stelt op de gekozen werkwijze wel efficiënt is, of je er het gewenste resultaat mee bereikt.
Voor kleuters is afstand nemen niet zo evident, omdat je moet kunnen terugblikken in de tijd. Toch lukt het sommige kleuters best om te zeggen dat ze iets liever anders hebben, of om vast te stellen dat ze hulp nodig hebben, of dat ze het in het vervolg anders zullen aanpakken.
TIPS :
- Spreek met de kleuters af dat er in de loop van de opdracht regelmatig gestopt wordt om terug te blikken, om na te gaan of ze nog goed bezig zijn, of er voortgang is.
- Schakel individuele plannings- en terugblikgesprekken in. Nodig je de kleuter uit om te beschrijven hoe hij/zij te werk zal gaan bij een zelfgekozen activiteit. In terugblikgesprekken wordt de kleuter zich bewust van wat goed/fout liep. Ook tijdens een kringgesprek terugblikken op een activiteit is zinvol. Het verhaal van een kleuter kan andere kinderen op ideeën brengen.
Ondernemen betekent immers iets nieuws proberen met het risico dat het niet altijd meteen lukt.
Dan zijn acceptatie, vertrouwen en nieuwe kansen krijgen van de juf een belangrijke steun.
Als kinderen zich sterk aangesproken voelen door bepaalde inhouden of situaties, heb je meer kans dat er ondernemingszin ontstaat.
Een geoefend oog voor wat kinderen interesseert en een open klasstructuur met veel ruimte voor initiatief en exploratiekansen zijn factoren die bijdragen tot een stevig ondernemingsklimaat.
Ondernemende kleuters zijn beter voorbereid op onze snel veranderende samenleving.
Jolien (4 jaar) wiebelt tijdens het onthaalgesprek. Zodra de juf het sein geeft, loopt ze naar de knutselhoek. Daar geeft ze te kennen dat ze een mandje wil maken met eitjes erin.
Ze gaat meteen aan de slag en zoekt het materiaal bij elkaar. Ze vindt een geschikt bakje en gaat op zoek naar crêpepapier om een laagje 'stro' in het mandje aan te brengen. Plots ziet ze raffia liggen. Ze checkt even bij de juf of ze dat mag gebruiken en gaat verder. Ondertussen komt Aline met veel interesse kijken. Jolien legt haar rustig uit hoe ze te werk gaat. Aline heeft meteen zin om ook een mandje te maken !
Deze manier van in het leven staan spreekt tot de verbeelding. Je vindt het bij kinderen die van aanpakken weten, die weten wat ze willen, die zich kunnen organiseren, die doorzetten, ook als het soms iets moeilijker gaat. Ze zijn sterk in afstand nemen, en hebben ze sociale competentie, dan sturen ze niet alleen zichzelf maar ook anderen en zien we leiderschap ontluiken.
Siebe (2,5 jaar) zit nog maar een week in de klas. Bij het drankmoment staat hij meteen op om enkele bekers te halen, of om jassen van andere peuters binnen te zeulen.
Tijdens het koekmoment is hij er als de kippen bij om de doosjes uit te delen.
ONDERNEMINGSZIN = ZELFSTURING + CREATIVITEIT
Ben (4 jaar)zit graag op zo'n springdier en hij slaagt er dan telkens in er iets nieuws bij te verzinnen.
Onlangs had hij potjes op de oren en staart van het springdier gezet om vervolgens de ruimte door te springen. Zijn doel was rond te springen zonder dat de potjes eraf rollen. Dat spel sloeg aan en al gauw waren ook andere kleuters geïnteresseerd in de springdieren.
Creativiteit voegt iets toe aan zelfsturing : het maakt niet alleen dat er wat in beweging komt, maar bovendien dat er daarbij iets nieuws ontstaat : nieuwe werkwijzen, nieuwe realisaties, een nieuwe wereld. Zo komen we bij ondernemingszin uit.
Ondernemende personen zijn zij die zelfsturing weten te combineren met een dosis creativiteit.
Martijn (4 jaar) komt al met een plan in zijn hoofd naar school.
" Juf, ik wil een Bob de Bouwerhoek maken."
Er wordt afgesproken dat alle kleuters die daar thuis geschikt materiaal voor hebben, dat zullen meebrengen. Martijn wacht daar echter niet op, hij kiest voor de knutselhoek en zegt : "Ik ga een boot maken voor in de Bob de Bouwerhoek, want die bestaat nog niet."
Ik zie hem een heleboel vellen wit papier aan elkaar plakken met kleefband. Hij sleurt zijn vriend Tim mee in zijn enthousiasme en samen tekenen ze op die hele lange strook een boot met vensters, allerlei mannetjes en water. Tim vindt dat er ook nog namen op de boot moeten en op felgekleurde stroken schrijven ze hun eigen naam en die van vriendjes a.h.v. naamkaartjes. Martijn vraagt mij of ik een super lang stuk karton heb om tegen de boord te kleven, omdat hij te slap is en omvalt. Samen met de kleuters vinden we een geschikt karton. Martijn geeft me aanwijzingen hoe ik het karton met een scherp mesje moet snijden. De hele voormiddag zijn ze bezig met de boot.
Ondernemers zien wat er nog niet is. Ze hebben een neus voor kansen. Daardoor maken ze het verschil, brengen ze innovatie, ook in de kleuterklas. Het gaat bijvoorbeeld om kleuters die voorstellen om iets te maken, die het initiatief nemen tot een rollenspel, die iets van thuis meebrengen waarmee ze in de klas aan de slag kunnen, die een probleem zien en dat willen oplossen. Met hun initiatief hebben ze impact op de omgeving, de leerkracht of de andere kinderen kunnen er niet aan voorbijgaan.
4 deelcomponenten die de ondernemingszin onderscheiden :
1) De wilsfactor :
Kinderen met ondernemingszin kan je herkennen aan hun gedrevenheid om 'iets' te veranderen aan de omgeving. Ondernemende kleuters worden gemotiveerd door het besef dat ze impact kunnen hebben op hun omgeving. Dat geeft hen een enorme power. Ze lijken een vat vol energie. Die energie toont zich in hun doorzettingsvermogen. Eens ze van start gaan, geven ze niet meteen op. Ondernemers weten om te gaan met tegenslag en kunnen op hun tanden bijten als dat hen dichter bij hun doel brengt.
TIPS :
- Zorg voor uitdagingen waarbij obstakels moeten overwonnen worden, maar die toch relatief hoge kans op succes bieden.
Zo ervaren kinderen dat doorzetten beloond wordt, wat dan weer leidt tot intrinsieke motivatie : laat de kleuters bijvoorbeeld zelf de oplossing zoeken voor een probleem i.p.v. ze aan te reiken.
- Maak de kinderen mee verantwoordelijk. Het effect is dat ze zelfcontrole ervaren en zich niet aan de omgeving overgeleverd voelen. Ze ervaren dat ze impact hebben : m.a.w. ze ontdekken dat wanneer ze iets doen, de omgeving reageert.
2) Richtingsgevoel :
Ondernemende kleuters hebben een duidelijk richtingsgevoel. Ze worden door 'iets' bewogen. Dat kan een thema of interessepunt zijn, maar ook een sociale bewogenheid of een persoonlijke drijfveer zoals het streven naar succes of sociale aanvaarding.
Vanuit die bewogenheid en de wetenschap dat ze impact kunnen hebben, weten deze kinderen wat ze willen. Dat merk je in de klas doordat ze precies kunnen aangeven wat ze willen doen. Ze durven met een wild idee op de proppen komen. Als de juf of een kleuter een voorstel doet, geven ze er een persoonlijke kijk op en voegen ze er soms iets aan toe waar niemand aan gedacht had.
TIPS :
- Werk met een flexibel kiesbord : kinderen komen met hun eigen plan in de klas en kiezen de hoek die ze nodig hebben voor het uitvoeren van hun plan. Als juf kan je nog steeds een extra aanbod toevoegen aan het bord. Er kunnen zelfs nieuwe ideeën toegevoegd worden aan het bord : vb. een kleuter die een activiteit zal leiden voor 2 vriendjes.
- Werk met een klasdagboek : de kleuters komen soms bruisend van inspiratie de klas binnen. Ze vertellen honderduit. Wat doen we met die verhalen ? Hoe fijn wordt het niet als ze ook vanuit die verhalen kunnen spelen ? Vb. Zoë vertelt over haar verjaardagsfeestje en wil dit naspelen in de huishoek. Kinderen inspireren elkaar. Dit gebeurt door aan elkaar te vertellen over hun spel, door hun bouwwerk te tonen aan de anderen. Dit kan ook in het klasdagboek worden geschreven. Het zorgt voor kansen tot vertellen, reflecteren, maar het is een bron van inspiratie voor al wie er in kijkt.
Opvallend aan kinderen met een sterke ondernemingszin is het vermogen om hun plannen te realiseren. Dat doen ze niet met een vooraf tot in detail uitgekiend werkschema. Ze stellen zich werkdoelen en weten hoe ze aan de slag kunnen gaan. Gaandeweg ontvouwt het werkproces zich. Ondertussen blijven ze alert op de omgeving en op het proces. Als er moeilijkheden zijn, dan passen ze hun werkwijze aan of zoeken ze een alternatief. Ze kunnen ook met meerdere taken tegelijkertijd bezig zijn.
TIPS :
- Bied complexe, meervoudige taken aan waarbij kleuters verschillende stappen en werkfases moeten plannen.
- Werk met een attributenkast : kinderen kunnen zichzelf bedienen van materiaal die niet in de hoeken staat, maar die ze wel graag zouden gebruiken voor hun activiteit.
Afstand nemen betekent dat je even blijft stilstaan, jezelf losmaakt van waar je mee bezig bent om te kijken of je nog goed zit. Afstand nemen is een bewuste bijsturing van je gedrag. Het zorgt ervoor dat je bijleert. Afstand nemen kan een aanvulling of een correctie zijn op de wilsfactor. Tijdens het bedenken en uitvoeren van scenario's betekent afstand nemen dat je je de vraag stelt op de gekozen werkwijze wel efficiënt is, of je er het gewenste resultaat mee bereikt.
Voor kleuters is afstand nemen niet zo evident, omdat je moet kunnen terugblikken in de tijd. Toch lukt het sommige kleuters best om te zeggen dat ze iets liever anders hebben, of om vast te stellen dat ze hulp nodig hebben, of dat ze het in het vervolg anders zullen aanpakken.
TIPS :
- Spreek met de kleuters af dat er in de loop van de opdracht regelmatig gestopt wordt om terug te blikken, om na te gaan of ze nog goed bezig zijn, of er voortgang is.
- Schakel individuele plannings- en terugblikgesprekken in. Nodig je de kleuter uit om te beschrijven hoe hij/zij te werk zal gaan bij een zelfgekozen activiteit. In terugblikgesprekken wordt de kleuter zich bewust van wat goed/fout liep. Ook tijdens een kringgesprek terugblikken op een activiteit is zinvol. Het verhaal van een kleuter kan andere kinderen op ideeën brengen.
geplaatst door juf Katrien, 08/06/2019
Tips om de veerkracht van de kinderen (of de juf) te verhogen
Kinderen die veerkracht vertonen, zijn bestand tegen stress en tegenslag. Ze geloven in zichzelf, durven rekenen op anderen, kunnen grenzen aangeven en maken tijd om te genieten, ook als het even niet mee zit.
Hoe verhoog je de veerkracht van de kinderen ?
Met de volgende tips werk je samen met de kinderen aan veerkracht.
1) ZELFVERTROUWEN
Hoe je denkt over jezelf, heeft gevolgen voor wat je doet.
Stel, je loopt over de speelplaats. Je ziet een paar klasgenoten lachen en kijken naar jou.
Je zou kunnen denken dat ze je uitlachen. Dus kijk je boos naar het groepje en je loopt hen
voorbij. Maar misschien lachen ze je helemaal niet uit. Ze kunnen lachen met je grappige
opmerking in de klas. Je zou naar het groepje kunnen stappen en gewoon mee lachen.
* Hou een positief dagboek bij. Noteer elke dag minstens een positief, sterk of grappig moment.
* Som 3 dingen op waar je trots op bent, zo leer je positief denken over jezelf.
Hoe je naar jezelf kijkt, zegt iets over je zelfvertrouwen. Zelfvertrouwen is eerder een gevoel.
Vind je vb. van jezelf dat je mooi bent ? Dan ga je dat ook uitstralen, je voelt je zeker over je
uiterlijk. Een positief zelfbeeld verhoogt het zelfvertrouwen. Maar ... ook met voldoende
zelfvertrouwen kun je af en toe toch onzeker zijn. Mensen verwachten veel van je : je moet
een goed rapport hebben, je moet leuke hobby's hebben en liefst veel vrienden, je moet durven
praten in de groep ..... Het is echter normaal dat je niet overal goed in bent !
Tips voor meer zelfvertrouwen :
- Aanvaarden wat je goed en minder goed kan. Denk aan wat je goed kan, dat doet meer deugd dan piekeren over waar je minder goed in bent.
- Je mag fouten maken. Je kan leren uit je fouten, dat maakt je sterker !
- Werken aan wat je goed kan, geeft je energie !
- Positief aan iets beginnen zorgt voor een beter resultaat. Stel dat je een spreekbeurt moet geven. Ben je er nog niet aan begonnen, omdat je denkt dat je het toch niet goed zal doen ? Probeer eens om je extra voor te bereiden. Denk niet : "Ik kan het niet". Denk wel : " Ik zal het kunnen, want ik heb me goed voorbereid".Het vraagt wat moeite, maar je zal zien dat het
helpt !
- Wees niet te streng voor jezelf : niemand is perfect, ook al doen sommigen zich zo voor !
- Tevreden zijn met jezelf : iedereen heeft wel iets wat hij/zij liever anders zou zien.
- Vergelijk je niet met de droomwereld. Een perfecte jongen of meisje bestaat niet, een uniek persoon wel, en dat ben jij !
- Laat zien wat je kan. Stel dat je goed bent met de computer. Je zelfvertrouwen krijgt een kick als je daar iemand kan mee helpen. Of je bent goed in complimentjes geven ? Doe het vaak, het
zal je goed doen !
- Blijf jezelf ..... Heb je soms de neiging om je aan te passen aan anderen : dat is niet nodig. Je
mag gerust jezelf blijven.
2) GRENZEN STELLEN EN GRENZEN VERLEGGEN
Als je 'nee' durft te zeggen tegen dingen die je niet leuk vindt, dan wordt 'ja' zeggen
nog veel intenser. En als je iets nieuws probeert, dan krijg je gegarandeerd energie.

TIP :
* Je krijgt meer respect als je eerlijk voor je mening uitkomt. Oefen daarop.
Zeg beleefd 'nee' en stel voor wat je wel graag wil.
Voorbeeld : "Neen, ik wil liever geen 'wilde botsauto's' spelen, maar ik wil wel graag tikkertje
spelen".
* Doe eens zot. Af en toe moet je zelf op avontuur gaan en iets nieuws proberen. Nieuwe dingen
ontdekken geeft je energie. Je krijgt er ook iets voor in de plaats : vriendschap, trots,
dankbaarheid ....
--- Je hoeft niets groots te doen. Kleine uitdagingen kunnen je ook een goed gevoel geven. Je
zal verbaasd zijn hoe fijn het is om je ergens voor in te zetten. Vb : je fiets in een leuke
kleur schilderen, mama verrassen met zelfgemaakte spaghetti ....
--- Samen met anderen iets doen, zorgt voor plezier. Je hoort bij een leuke bende, je voelt je
aanvaard door anderen. Vb. samen naar de film gaan, een groepswerk maken ....
3) REKENEN OP ANDEREN
Het is fijn om te kunnen vertrouwen op je familie, vrienden. Het doet goed om je gedachten
te delen met anderen. Je hoeft geen speciale reden te hebben. Het is gewoon leuk om te
kletsen met vrienden, familie.
Raak je zelf niet uit een probleem, dan is het goed om iemand om hulp te vragen. Het voelt
goed om je gedachten te delen met anderen.

TIP :
* Praten
Eventjes bellen naar een vriend als je niet ruzie had met broer of zus, of aan tafel aan je ouders
vertellen wat je gedaan hebt op school.
--- Praten wil zeggen dat je jezelf blootgeeft, knap als je dat durft !
--- Praten lost het probleem misschien niet dadelijk op, maar je voelt je nadien wel opgelucht.
--- Leg je een probleem uit aan iemand ? Dat zorgt ervoor dat je er zelf een andere kijk op
krijgt.
--- Je kan niet met iedereen over alles praten.
--- Je hoeft niet alleen te praten met vrienden of familie, je kan ook praten met andere
mensen : een leerkracht, trainer ....
* Hulp vragen
Soms heb je een probleem waar je zelf niet uit raakt. Hulp vragen aan iemand is niet altijd
gemakkelijk. Je hebt er moed voor nodig. Je mag trots zijn als je de eerste stap durft te zetten !
4) TIJD VOOR JEZELF
Een dag gaat snel voorbij. Er spoken heel wat gedachten door je hoofd : volgende week
moet je een lastige taak af hebben, er is een toets, je moet je kamer opruimen van je ouders,
je weet niet welke studierichting je moet kiezen ....
Zit je hoofd vol met wat je nog moet doen ? Dat kan voor spanning zorgen. Een beetje
spanning is goed, zo blijft het leven boeiend. Maar soms wordt het teveel, dan is het tijd voor
ontspanning.
TIP :
* Verwen jezelf.
Neem een pauze en doe iets wat je leuk vindt : speel muziek of ga even sporten. Je kunt een lijstje maken van dingen die je blij maken. Doe iets wat je graag doet, dat geeft je energie.
* Denk even niet aan je zorgen.
Als je pauze neemt, probeer dan niet te denken aan je zorgen. Ga je wandelen met de hond ?
Denk dan even niet na over het huiswerk dat thuis op je wacht.
* Neem tijd om te bewegen.
Neem tijd om te bewegen, dan krijgt je hoofd energie, je spieren, longen en botten worden
sterker en je bent meer ontspannen. Bovendien heb je minder kans om ziek te worden en je
piekert minder.
* Gezond eten helpt.
De weerstand van je lichaam groeit als je gezond eet, je kan beter tegen stress en ziektes.
* Wees niet te hard voor jezelf.
Het is leuker om jezelf aan te moedigen met complimenten. Heeft je ploeg een wedstrijd voetbal verloren ? Jullie hebben goed gespeeld, de andere ploeg was gewoon sterker !
* Zet je in voor anderen;
Je inzetten voor anderen geeft je een goed gevoel. Een extra bezoekje aan oma, een vriend
bezoeken, het gras afrijden voor papa, even op kleine broer of zus passen .... maakt je
vrienden, familie en jezelf blij !
* Evenwicht in wat moet en wat je graag doet.
Sommige dingen moet je doen : mama/papa helpen, je huiswerk maken, trainen in de sportclub ... Heb je nog tijd om af te spreken met een vriend, of met de hond te ravotten ?
Zoek een evenwicht tussen dingen die moeten en dingen die je graag doet. Leer je tijd te
plannen, zo krijgt je leven meer structuur.
* Laat de moed niet zakken.
Soms moet je door moeilijke periodes. Op die momenten mag je je gerust eens laten gaan.
Eens uithuilen, of een lang warm bad ... je mag best wel eens kwetsbaar zijn !
Geplaatst door juf Katrien, 20-02-2019
Tips voor meer zelfvertrouwen :
- Aanvaarden wat je goed en minder goed kan. Denk aan wat je goed kan, dat doet meer deugd dan piekeren over waar je minder goed in bent.
- Je mag fouten maken. Je kan leren uit je fouten, dat maakt je sterker !
- Werken aan wat je goed kan, geeft je energie !
- Positief aan iets beginnen zorgt voor een beter resultaat. Stel dat je een spreekbeurt moet geven. Ben je er nog niet aan begonnen, omdat je denkt dat je het toch niet goed zal doen ? Probeer eens om je extra voor te bereiden. Denk niet : "Ik kan het niet". Denk wel : " Ik zal het kunnen, want ik heb me goed voorbereid".Het vraagt wat moeite, maar je zal zien dat het
helpt !
- Wees niet te streng voor jezelf : niemand is perfect, ook al doen sommigen zich zo voor !
- Tevreden zijn met jezelf : iedereen heeft wel iets wat hij/zij liever anders zou zien.
- Vergelijk je niet met de droomwereld. Een perfecte jongen of meisje bestaat niet, een uniek persoon wel, en dat ben jij !
- Laat zien wat je kan. Stel dat je goed bent met de computer. Je zelfvertrouwen krijgt een kick als je daar iemand kan mee helpen. Of je bent goed in complimentjes geven ? Doe het vaak, het
zal je goed doen !
- Blijf jezelf ..... Heb je soms de neiging om je aan te passen aan anderen : dat is niet nodig. Je
mag gerust jezelf blijven.
2) GRENZEN STELLEN EN GRENZEN VERLEGGEN
Als je 'nee' durft te zeggen tegen dingen die je niet leuk vindt, dan wordt 'ja' zeggen
nog veel intenser. En als je iets nieuws probeert, dan krijg je gegarandeerd energie.
TIP :
* Je krijgt meer respect als je eerlijk voor je mening uitkomt. Oefen daarop.
Zeg beleefd 'nee' en stel voor wat je wel graag wil.
Voorbeeld : "Neen, ik wil liever geen 'wilde botsauto's' spelen, maar ik wil wel graag tikkertje
spelen".
* Doe eens zot. Af en toe moet je zelf op avontuur gaan en iets nieuws proberen. Nieuwe dingen
ontdekken geeft je energie. Je krijgt er ook iets voor in de plaats : vriendschap, trots,
dankbaarheid ....
--- Je hoeft niets groots te doen. Kleine uitdagingen kunnen je ook een goed gevoel geven. Je
zal verbaasd zijn hoe fijn het is om je ergens voor in te zetten. Vb : je fiets in een leuke
kleur schilderen, mama verrassen met zelfgemaakte spaghetti ....
--- Samen met anderen iets doen, zorgt voor plezier. Je hoort bij een leuke bende, je voelt je
aanvaard door anderen. Vb. samen naar de film gaan, een groepswerk maken ....
3) REKENEN OP ANDEREN
Het is fijn om te kunnen vertrouwen op je familie, vrienden. Het doet goed om je gedachten
te delen met anderen. Je hoeft geen speciale reden te hebben. Het is gewoon leuk om te
kletsen met vrienden, familie.
Raak je zelf niet uit een probleem, dan is het goed om iemand om hulp te vragen. Het voelt
goed om je gedachten te delen met anderen.
TIP :
* Praten
Eventjes bellen naar een vriend als je niet ruzie had met broer of zus, of aan tafel aan je ouders
vertellen wat je gedaan hebt op school.
--- Praten wil zeggen dat je jezelf blootgeeft, knap als je dat durft !
--- Praten lost het probleem misschien niet dadelijk op, maar je voelt je nadien wel opgelucht.
--- Leg je een probleem uit aan iemand ? Dat zorgt ervoor dat je er zelf een andere kijk op
krijgt.
--- Je kan niet met iedereen over alles praten.
--- Je hoeft niet alleen te praten met vrienden of familie, je kan ook praten met andere
mensen : een leerkracht, trainer ....
* Hulp vragen
Soms heb je een probleem waar je zelf niet uit raakt. Hulp vragen aan iemand is niet altijd
gemakkelijk. Je hebt er moed voor nodig. Je mag trots zijn als je de eerste stap durft te zetten !
4) TIJD VOOR JEZELF
Een dag gaat snel voorbij. Er spoken heel wat gedachten door je hoofd : volgende week
moet je een lastige taak af hebben, er is een toets, je moet je kamer opruimen van je ouders,
je weet niet welke studierichting je moet kiezen ....
Zit je hoofd vol met wat je nog moet doen ? Dat kan voor spanning zorgen. Een beetje
spanning is goed, zo blijft het leven boeiend. Maar soms wordt het teveel, dan is het tijd voor
ontspanning.
* Verwen jezelf.
Neem een pauze en doe iets wat je leuk vindt : speel muziek of ga even sporten. Je kunt een lijstje maken van dingen die je blij maken. Doe iets wat je graag doet, dat geeft je energie.
* Denk even niet aan je zorgen.
Als je pauze neemt, probeer dan niet te denken aan je zorgen. Ga je wandelen met de hond ?
Denk dan even niet na over het huiswerk dat thuis op je wacht.
* Neem tijd om te bewegen.
Neem tijd om te bewegen, dan krijgt je hoofd energie, je spieren, longen en botten worden
sterker en je bent meer ontspannen. Bovendien heb je minder kans om ziek te worden en je
piekert minder.
* Gezond eten helpt.
De weerstand van je lichaam groeit als je gezond eet, je kan beter tegen stress en ziektes.
* Wees niet te hard voor jezelf.
Het is leuker om jezelf aan te moedigen met complimenten. Heeft je ploeg een wedstrijd voetbal verloren ? Jullie hebben goed gespeeld, de andere ploeg was gewoon sterker !
* Zet je in voor anderen;
Je inzetten voor anderen geeft je een goed gevoel. Een extra bezoekje aan oma, een vriend
bezoeken, het gras afrijden voor papa, even op kleine broer of zus passen .... maakt je
vrienden, familie en jezelf blij !
* Evenwicht in wat moet en wat je graag doet.
Sommige dingen moet je doen : mama/papa helpen, je huiswerk maken, trainen in de sportclub ... Heb je nog tijd om af te spreken met een vriend, of met de hond te ravotten ?
Zoek een evenwicht tussen dingen die moeten en dingen die je graag doet. Leer je tijd te
plannen, zo krijgt je leven meer structuur.
* Laat de moed niet zakken.
Soms moet je door moeilijke periodes. Op die momenten mag je je gerust eens laten gaan.
Eens uithuilen, of een lang warm bad ... je mag best wel eens kwetsbaar zijn !
Geplaatst door juf Katrien, 20-02-2019
Concentratieproblemen bij kinderen
1) Wat is concentratie ?
Concentratie is het vermogen om je aandacht ergens op te richten en je focus voor een bepaalde tijd vol te houden. Tegelijkertijd moet je ook in staat zijn om op een natuurlijke manier bewust te zijn van de omgeving.
Je moet een keuze kunnen maken waar je je aandacht op richt en goed alert in het hier en nu zijn.
Om nog bewust te zijn van de omgeving moet je een bepaalde mate van flexibiliteit hebben waardoor je kunt schakelen van je interne wereld naar je externe wereld. Er kunnen prikkels en invloeden binnenkomen en je schakelt terwijl je aandacht toch blijft bij datgene wat nodig is. Zo kan je geconcentreerd werken aan je taak, maar als de juf verdere uitleg geeft, kun je je daar op richten en daarna weer verder gaan met je taak.
Dit vraagt ook het nodige aan spanning en doorzettingsvermogen. Daarnaast moet je in staat zijn tot gericht en planmatig handelen.
Een kind dat concentratieproblemen heeft, heeft moeite om zijn/haar aandacht bij de opdracht te houden. Concentratieproblemen zijn onder te verdelen in belemmeringen en stoornissen.
Bij concentratiebelemmeringen heeft het kind het vermogen om te concentreren wel in zich, maar lukt het door de omstandigheden niet. Als er sprake is van een concentratiestoornis, dan ontbreekt het concentratievermogen.
Concentratiestoornissen zijn te verdelen in 3 categorieën :
- de kinderen die zich maar heel kort kunnen concentreren, de beperking zit hem in de duur. Maar in
die korte tijd kan het concentreren heel goed gaan.
- de kinderen die snel afgeleid zijn
2) Factoren die invloed hebben op de concentratie zijn de leerling, de leerstof, de leerkracht en de omgeving.
Remmende factoren met betrekking tot de leerling zijn : ziekte of emotionele problemen.
Als de leerstof saai is of druk, kan de leerling snel afgeleid zijn. Dat is ook het geval bij de manier van lesgeven/aanbrengen BC. Verder kunnen er belemmerende factoren in de omgeving zijn, zoals lawaai.
Een leerkracht die vermoedt dat een leerling een concentratiestoornis heeft, moet eerst checken of het misschien aan één van deze remmende factoren ligt.
3) Hoe herken je kinderen met concentratieproblemen ?
* Het kind kan hyperactief zijn en veel bewegen en doen zonder na te denken.
* Het kind kan impulsief zijn en reageren en doen zonder na te denken.
* Het kind kan veel piekeren en komt niet tot werken.
→ Bij deze 3 vormen van concentratieproblemen is vaak het reptielenbrein (= verantwoordelijk voor onze primaire overlevingsdrang) heel alert bij deze kinderen. Dit reageert sneller voordat de nadenk hersenen het overnemen om te bedenken OF het zal reageren, HOE het zal reageren en WANNEER het zal reageren met WELK gedrag.
* Het kind schrikt snel van aanraking, geluid of visuele prikkels.
* Het kind heeft gespannen schouders en nek.
* De beweging van de ogen is niet flexibel.
* Het kind blokkeert bij stress en kan faalangst hebben.
→ Bij deze vormen is het zoogdierenbrein (= regelt veel onbewuste processen, zoals de emoties, de persoonlijkheid en een deel van het geheugen) vaak te alert en te snel geprikkeld waarna het reptielenbrein weer aan kan gaan. Ook hier komen de hersenen niet tot nadenken. Dit komt veel voor bij hooggevoelige kinderen.
* Het kind lijkt dromerig en met zijn/haar gedachten niet aanwezig.
* Luistert wel, maar hoort niet.
* Kijkt, maar ziet niet.
* Zakt letterlijk weg in zijn/haar stoel.
* Moet moeite doen om de aandacht en focus vast te houden.
→ Bij deze vormen kan het zijn dat de zintuigen niet goed samenwerken met de hersengebieden.
Ieder mens heeft een voorkeur voor links of rechts. Niet alleen met je hand en voetbalvoet, maar ook met je oren en ogen en je hersenhelften. Als je in de klas zit en je zit met je oor naar links terwijl je rechts de voorkeur hebt, komt het geluid minder goed binnen. Als je ook nog last hebt van stress en dus je denkhersenen meer uit gaan en je reptielenbrein meer aan gaat, dan gaat ook de onderlinge samenwerking meer verloren.
4) Wat nu ?
° Je kunt dus ontdekken welke vorm en wanneer een kind last heeft van concentratieproblemen. Wat er wel opvalt bij kinderen, pubers en jongeren en dan vooral kinderen met ADD is de afstemming van 'de innerlijke antenne' : kinderen die veel problemen hebben met concentreren voelen zich vaak niet goed in de klas, of voelen zich niet gehoord of gezien door andere kinderen of de leerkracht. Meestal is een probleem volledig opgelost bij het aanpakken van dit gegeven. Het gaat dan om de basisveiligheid en erkenning van je bestaan en je leren veilig te voelen, ook als de situatie moeilijk is.
° Daarnaast heb je de kinderen wiens lichaam veel onrust geeft. De wiebelaars en friemelaars. Deze kinderen hebben het vaak nodig om te bewegen en hier blijkt vaak dat ze nog last hebben van niet goed verwerkte of geïntegreerde reflexen. Deze kinderen hebben heel vaak moeite met de kruisloop en andere spelletjes waarbij hun lichaam van links naar rechts, boven of onder en/of voor en achter moet bewegen. Dit komt ook vaak tot uiting bij dyslexie en discalculie.
Bewuste bewegingsoefeningen zijn hier noodzakelijk. Vooral de zogenaamde braingym-oefeningen zorgen voor veel effect.
° En dan hebben we nog een grote categorie kinderen die behoefte hebben aan rust, duidelijkheid, overzicht, serieus genomen worden en uitdaging en motivatie. Ook deze kinderen hebben mentaliseren (= het gedrag van jezelf en anderen kunnen begrijpen door ze te koppelen aan mentale toestanden : overtuiging, wensen, gevoelens, gedachten... deze bepalen het gedrag) en ook vaak braingym-oefeningen nodig.
BESLUIT :
BESLUIT :
Concentratie- en faalangstproblemen hebben dus in eerste instantie alles te maken met ontwikkeling :
kinderen hebben tijd nodig om zich te ontwikkelen, om alle ontwikkelfasen op hun eigen tempo te doorlopen. Snel leren lopen en snel letters en kleuren kennen en kunnen tellen valt na verloop van jaren in het niet bij alle tijd nemen om te leren kruipen, om te rollen, om te buigen, voor en achter, boven en onder en alles met je lichaam te hebben ervaren voordat de kennis in de voorste hersenen werkelijk kan landen en verwerkt worden.
Laten we dus hoge verwachtingen en de ipads zoveel mogelijk bannen en op de vloer gaan liggen rollebollen, schaterlachen met onze jonge kinderen. Hoe meer het lichaam weet dat het veilig is en alle bewegingen kan doen waartoe het in staat is, hoe beter de capaciteiten van het kind een stevige basis krijgen om later alles wat de hersenen te leren hebben te kunnen omdat alles dan tot rijping is gekomen. Want .... het gras groeit ook niet vlugger door er aan te trekken.
13 TIPS VOOR CONCENTRATIEPROBLEMEN :
Ieder kind heeft wel eens moeite om zich te concentreren. Een groot deel is echter vaak een motivatieprobleem. Het kind zal, als het zelf een taak kiest-vb. het maken van een tekening of computeren- zich wél kunnen concentreren.
Als je je gaat verdiepen in een concentratieprobleem kom je er vaak achter dat het meestal om andere onderliggende problemen gat. Goed kijken naar het kind en observeren geeft dan de richting aan wat het kind nodig heeft om zijn taken makkelijker te kunnen verrichten.
Wat kun je als ouder of begeleider doen ?
⇒ Voor kinderen kan het heel onveilig en bedreigend zijn om volwassenen te moeten aankijken.
Dit kan zorgen voor totaal blokkeren.
⇒ Zorg dat je zelf rustig bent, beweeg en praat langzaam, zacht en duidelijk.
Vaak zijn we juist geneigd steeds harder en sneller te praten om de aandacht te trekken en vast te
houden.
⇒ Houd de relatie met het kind luchtig en benader het kind positief ook al vraagt dit veel van je.
⇒ Geef direct een compliment als het kind wel,geconcentreerd bezig is en benoem dit als zodanig:
" Wat fijn dat je het nu kunt om ..... met zoveel aandacht (of geconcentreerd) te doen."
⇒ Wees royaal met bemoedigingen, het kind groeit ervan !!
⇒ Als het kind zich ongewenst gedraagt, geef dan liever een suggestie hoe het anders kan, dan
benoemen wat alweer iet goed gaat. Vb. "Als je nu eerst je naam/kenteken op je blad schrijft/kleeft
dan ben je alvast goed begonnen."
⇒ Geef duidelijke regels en korte opdrachten in heldere woorden.
⇒ Vraag eens na aan het kind of het de opdracht heeft begrepen en laat hem/haar het eens vertellen.
⇒ Verdeel een taak in kleinere stukjes zodat het kind niet het eerste doet en de rest vergeet.
⇒ Wees duidelijk over dat wat je nog meer verwacht. Geef dit ook weer in korte opdrachten.
⇒ Zeg regelmatig opnieuw welke opdracht of afspraak je had gegeven of laat het kind je dit zelf
vertellen.
⇒ Veel kinderen hebben regelmatig even afleiding nodig. Hij/zij moet dan even bewegen of iets geks
⇒ Maar bovenal : zorg ervoor dat je in contact blijft en heb regelmatig oogcontact of leg zo nu en dan
je hand op een onrustige arm. Echte en volledige aandacht doet wonderen !!
Geplaatst door Katrien Devoogt 15/11/2018
Geplaatst door Katrien Devoogt 15/11/2018
Rondom klinkers
'Rondom'is geknipt om lees- en spellingsmoeilijkheden of problemen rond gesproken taal aan te pakken of nog beter ... te voorkomen.
Het kan zowel klassikaal als individueelgebruikt worden. Het is een uitstekend middel om onze bestaande taalmethodes aan te vullen, te ondersteunen en te verrijken. Rondom Klanken' helpt de leerlingen voor lezen, schrijven en spelling.
In onze taal kunnen woorden niet bestaan zonder klinkers. Zelf het kortste woord heeft nog een klinker nodig. Medeklinkers kunnen nu voor of na de klinker komen en maken het geheel zinvol. De kern van een klankgreep ( de klinker ) wordt voorgesteld door een rode cirkel. De medeklinkers zijn rechthoekig, hun plaats voor de klinker is groen, na de klinker blauw.
Rondom de klinker kunnen medeklinkers meeklinken. De medeklinker(s) na de klinker worden voorgesteld door een blauw vierkant; vóór de klinker door een groen vierkant.
Vier basisstructuren
Willen we het aantal voor- en namedeklinkers voorstellen dan gebruiken we rechthoekjes. Wanneer we abstractie maken van het aantal medeklinkers - op termijn worden de clusters ervaren als één geheel. - kunnen we in het Nederlands vier basisstructuren onderscheiden:
Meerlettergrepige woorden zijn combinaties van deze basisstructuren. Bijvoorbeeld:
Klinkerwaarde : symbolen
Naast de klankstructuur kennen we ook de klinkerwaarde. Dof: komt het meest voor in het Nederlands! Halflang: is typisch voor het schrijven. We horen lang maar binnen een bepaalde structuur schrijven we lang als halflang. 'Rondom' combineert structuur en klinkerwaarde:
Als laatste symbool gebruikt RONDOM klanken het sterretje.
Met het * duidt RONDOM het uitzonderlijke binnen het woord aan.
*
|
*
|
*
|
*
|
*
|
thee
|
wring
|
paard
|
zeilboot
|
saus
|
Uitzonderlijk betekent horen 1zien.
Sterretjes kunnen ook na afspraak vb. : au - ei - ...
Deze 10 symbolen ( 4 basisstructuren - 5 pijlen - * ) werken als metataal op klankniveau ( fonetisch bewustzijn ). "Rondom klanken" wordt ingezet binnen lezen, schrijven (spelling) en taalbeschouwing.
Geplaatst door Emma De Buyser
Geplaatst door Emma De Buyser
Een extra hulpmiddel met ‘RekentrapperS’
Wie?
RekenTrapperS is een aangepast rekenaanbod voor leerlingen met leerproblemen en dyscalculie. Het is gericht op preventie, remediëring en verrijking.
Wat ?
"Als automatisatie niet lukt, dan moet je via inzicht proberen vaardigheden op te bouwen. En als het inzicht beperkt is, moet je via automatisatie proberen om vaardigheden op te bouwen."
Strategieën leren kiezen:
Rekenen met getalkaarten
- Je leert de getallen vormen, je traint getalinzicht, je voorkomt getalomkeringen.
Bovenbuur of onderbuur
- Verder tellen of terugtellen tot 10 / tot 100 in max. 2 stappen
- + 1 en +2
- - 1 en -2
- + 10 en +20
- -10 en -20
Hand van vijf
- Vlot tonen van getallen 6, 7, 8, 9 zonder tellen
Tweelingen
- Dubbelsommen die intens geautomatiseerd worden.
- 3 + 3 = 6
- 7 + 7 = 14
- 40 + 40 = 80
- 90 + 90 = 180
- 200 + 200 = 400
- Het kunnen bijtellen en aftrekken tot een zuiver tiental en hondertal.
- 6 + ............. =10
- 58+ ......... = 60
- 30 - 4 = ..........
- 500 - 20 = ..........
Begrippen verschil, meer en minder
- Aanduiden op lintmeter. Veelvuldig oefeningen in het 'achteruit' leren rekenen en denken.( Bijvoorbeeld op de trap)
Cirkelrekenen = zuinig hoofdrekenen
- Dat is makkelijker voor het geheugen. leren rekenen met 'over"' en 'tekorten'. Voorwaarde: bovenstaande strategieën ( en de brug ) moeten eerst goed onderbouwd worden voor je met cirkelrekenen efficiënt kunt werken.
Materiaal (is levensecht)
De losse getalkaarten: om het
getalbegrip aan te leren, een zuinig efficiënte manier Bruikbaar bij: rekenen
met buren, tweeling, verschil, brug, scharnieren
De trap (minstens 10 treden) met gebruik van de getalkaarten en onze vingers Tellen met “sprongen” van 1, van 10 of van 100.
De vaste getalkaart als
compenserend hulpmiddel
Quote of the day : 'Je kunt een leerling vandaag iets leren, maar als je zijn nieuwsgierigheid weet te prikkelen, zal hij zijn hele leven blijven leren.'
ENKELE EENVOUDIGE, TOFFE IDEETJES VOOR DE KLASPRAKTIJK
Per graad worden twee ideetjes weergegeven die misschien in jouw klas aan bod kunnen komen.
EERSTE GRAAD :
* Het verjaardagskistje
Telkens wanneer iemand jarig is, mag hij/zij de dag vooraf het kistje meenemen naar huis.
Hij/zij mag er 3 à 5 voorwerpen in stoppen die voor hem/haar speciaal zijn. De volgende dag
toont de jarige wat hij/zij in het kistje stopte en vertelt erover.
Bijvoorbeeld : waarom dit voorwerp ? waarom is dit zo speciaal ? hoe lang heb je het al ?
waar komt het vandaan ?
De andere leerlingen mogen ook een 3-tal vragen stellen.
De leerling is volledig vrij om zelf te bepalen wat hij/zij toont en vertelt. Dit wordt vanaf het
begin afgesproken met de klas.
Variatie : er kan ook één keer per week een koning/koningin worden aangeduid. Hij/zij krijgt het
koffertje mee, met daarin een schrift. In het schrift kan iets geschreven, geplakt of getekend
worden. De leerling stopt er ook iets in van thuis om aan de anderen in de klas te tonen ( foto's,
knuffels, een steen ... ) en erover te vertellen.
Rekenhoek : per 2
Om beurt maken de leerlingen één opgave. De andere leerling observeert en helpt indien nodig.
De leerling die de opdracht maakt, denkt hardop zodat de tweede leerling kan volgen hoe de
opdracht wordt aangepakt.
De tweede leerling controleert de oplossing. Indien ze goed was, geeft hij/zij een complimentje.
Indien het fout is, helpt hij/zij het juiste antwoord te vinden zonder voor te zeggen.
Daarna lost de tweede leerling de volgende opgave op. Wanneer de leerlingen klaar zijn is er een
korte nabespreking.
Enkele mogelijke opdrachten : - om de beurt een getallenreeks aanvullen
- de opgaven uit het handboek
- om de beurt een geometrische figuur tekenen ....
Taalhoek : per 2
Dezelfde werkwijze zoals in de rekenhoek
Enkele mogelijke opdrachten : - maak samen een zo lang mogelijke zin.
- maak zo lang mogelijke woorden met vb. de letters 'p' en 'o'
- neem om de beurt een letter uit de letterdoos en maak er een woord
mee
- maak een woordketting : de laatste letter van het eerste woord is
de eerste letter van het volgende woord. Elke leerling schrijft in
een ander kleur. Dit wordt moeilijker als je woorden binnen een
thema moet zoeken.
TWEEDE GRAAD :
* Kring binnenste buiten
Alle leerlingen staan hand in hand in een kring en moeten - zonder de handen los te laten of
gekruist te staan - een kring vormen waarbij iedereen naar buiten is gekeerd.
Soms vindt men zelfs na lang zoeken de oplossing niet. Eén speler stapt naar de overkant van de
kring en kruipt onder de armen van twee anderen door. de rest van de groep volgt en de opdracht is
uitgevoerd.
* Klaslogboek
Voor deze activiteit wordt een mooi dik schrift gebruikt, eventueel in een map ( om mee te nemen
naar huis )
Elk leerling krijgt een week lang het logboek mee naar huis. Hij/zij schrijft, tekent, maakt een
collage, kleeft er foto's in ... over de activiteiten in de klas. Zo geeft elk kind om de beurt aan wat er
leuk of minder leuk was, wat hij/zij graag eens zou doen ... Ouders, leerkracht of volgende
leerlingen kunnen alles rustig nalezen.
DERDE GRAAD :
* Woordjes leren
De leerkracht heeft kaartjes gemaakt met telkens een ander Frans woord -al of niet verbogen of
vervoegd- erop, en een lijst met de woorden in het Nederlands.
De klasgroep wordt verdeeld in 5 groepen. Elke groep krijgt een aantal kaartjes met telkens een
Frans woord erop. De leerlingen groeperen zich her en der in de klas.
De leerkracht loopt door de klas en leest de Nederlandse woorden voor. Telkens wanneer een groep
het Franse equivalent heeft, mag het die kaart omdraaien. De groep die het eerst alle kaartjes
omdraaide wint !
Hetzelfde kan voor zinnetjes en stukjes tekst.
* Een tekening over een voorwerp
1) Alle leerlingen zoeken, ieder voor zich, een voorwerp dat voor hen speciaal is.
Ze schrijven de naam van het voorwerp op. Daarna schrijven ze op (ook ieder voor zich) waarom
dit voorwerp voor hen zo speciaal is. In een laatste schrijfstap proberen ze te noteren waardoor
ze hun voorwerp uit de duizend zouden herkennen.
2) Nu gaat elk van hen op een vierde van een A4-blad zijn voorwerp tekenen. Het bijzondere
detail moet er ook op staan.
Daarna schrijven ze op een apart blaadje, in een tekstballon, wat dit voorwerp zo speciaal maakt.
Iedereen knipt zijn/haar voorwerp uit.
3) In groepjes van 4 maken de leerlingen een compositie met de uitgeknipte voorwerpen op een
nieuw A4-blad.
4) De composities worden tentoongesteld. Iedereen kan rondlopen en de composities van de
anderen bekijken.
Geplaatst door Katrien Devoogt 16/11/2017
DE TAALONTWIKKELING BIJ KINDEREN
1) Hoe stimuleer ik de taalontwikkeling van de kleuter ?
* Praten moet leuk zijn. Praat met de kleuter over de gewone, dagelijkse dingen : over wat je samen
meemaakt of ziet.
* Luister aandachtig als de kleuter iets vertelt. Als je geen tijd hebt om te luisteren, spreek dan een
later tijdstip af om samen te praten.
* Maak gebruik van boekjes, tekeningen. Vertel regelmatig een boek, liefst boekjes met veel prentjes.
De kleuter leert door het voorlezen nieuwe woorden en het hoort goed geformuleerde zinnen. De
tekeningen kun je gebruiken om er samen over te vertellen.
* Let op je eigen manier van spreken. D.w.z. : praat duidelijk en niet te snel. Maak goede, niet te
lange zinnen. spreek niet in 'kindertaal'.
* Je kunt het praten van een kind aanmoedigen door steeds positief te reageren.
Bij spraakontwikkeling is luisteren heel belangrijk !
Kinderen die aandacht hebben voor geluid zullen leren waar dat geluid vandaan komt, waardoor het
veroorzaakt wordt, en wat het betekent. Zo leren ze verschillende geluiden van elkaar te onderscheiden.
2) Luisteren : een belangrijke factor !
De verschillen tussen spraakklanken zijn soms heel klein. Kinderen leren praten door goed naar deze verschillen te luisteren en ze te imiteren.
Ze imiteren bijvoorbeeld dierengeluiden, maar ook woordjes zoals 'mama' en 'papa'.
Goed kunnen luisteren is dus een belangrijke voorwaarde voor een goede spraak- en taalontwikkeling. Het kind leert dat klanken kunnen omgezet worden in letters. Een voorwaarde hiervoor is, dat kinderen kleine verschillen tussen klanken leren onderscheiden.
Daarom wordt er voordat ze leren lezen en schrijven al allerlei oefeningen gedaan om het luisteren te stimuleren, bijvoorbeeld : het leren herkennen van geluiden, het leren rijmen, leren losse klanken in een woord te onderscheiden.....
De luisterontwikkeling kan al op jonge leeftijd gestimuleerd worden door eenvoudige luisterspelletjes te doen.
De vaardigheden zijn geordend in 3 rubrieken.
Er wordt gestart met fonologisch bewustzijn als voorbereiding op het fonemisch bewustzijn.
Het gaat om nauwkeurig luisteren, bewustzijn van klankgroepen.
Fonemisch bewustzijn komt erna. Parallel aan de fonemische vaardigheden, worden ook de letters aangeboden. Letters bieden een belangrijke houvast bij het onderscheiden van klanken en activiteiten met letters versterken elkaar.
Als derde rubriek volgt dan het leren lezen.

( = aan de slag met klanken en letters)
Deze map bevat praktische fiches, die de taalontwikkeling stimuleren :
1) Fonologisch bewustzijn : *luisteren
*zinnen en woorden
*rijmen
*klankgroepen
2) Fonemisch bewustzijn : *isoleren van klanken
*synthese van klanken
*analyse van klanken
*manipuleren van klanken
3) Letterkennis
Daarna volgt het leren lezen (eerste leerjaar)
Deze map bevat praktische fiches, die de taalontwikkeling stimuleren :
1) Fonologisch bewustzijn : *luisteren
*zinnen en woorden
*rijmen
*klankgroepen
2) Fonemisch bewustzijn : *isoleren van klanken
*synthese van klanken
*analyse van klanken
*manipuleren van klanken
3) Letterkennis
Daarna volgt het leren lezen (eerste leerjaar)
Via deze link vind je de activiteitenfiches voor fonologische bewustzijn.
Via deze link vind je de activiteitenfiches voor fonemisch bewustzijn.
De fiches 'letterkennis' zijn niet opgenomen, die kun je terug vinden in de map. :
- een nieuwe letter
- de lettertafel
- de letters van mijn naam
- zoek de letter...
- woorden met de letter...
- introductie van de lettermuur
- themawoorden op de lettermuur
- prentjes sorteren naar beginletter
- letterspelletjes
- lettermemory
Via deze link vind je de activiteitenfiches voor fonemisch bewustzijn.
De fiches 'letterkennis' zijn niet opgenomen, die kun je terug vinden in de map. :
- een nieuwe letter
- de lettertafel
- de letters van mijn naam
- zoek de letter...
- woorden met de letter...
- introductie van de lettermuur
- themawoorden op de lettermuur
- prentjes sorteren naar beginletter
- letterspelletjes
- lettermemory
De map bevindt zich in de mediatheek.
Geplaatst door Katrien Devoogt 18/05/2017
Geplaatst door Katrien Devoogt 18/05/2017
REKENSPELLETJES MET DOBBELSTENEN EN SPEELKAARTEN
De spelletjes kunnen onder begeleiding, en later ook tijdens het vrij spel worden gespeeld.
Het leren tellen, getallen herkennen en nog meer rekenvaardigheden komen hierbij aan bod.
Tijdens het spel zullen de kleuters vooral ook van elkaar kunnen leren.
Het materiaal voor de spelletjes die hieronder worden beschreven is beschikbaar.
1) PARKEREN
Voor dit spel heb je nodig ; voor elke speler een strook papier, waarop je van links naar rechts vakken tekent met de cijfers van 1 tot en met 12 erin, een mandje met auto's en 2 dobbelstenen.
Voor het spel begint wijzen de kleuters het eerste getal aan (zodat ze weten dat ze de schrijfrichting zullen volgen) Welk getal is dat ? Op de 1 mogen ze hun eerste auto parkeren (aangezien dit getal niet met 2 dobbelstenen kan gegooid worden)
De eerste speler gooit nu met 2 dobbelstenen. Het aantal ogen wordt bij elkaar opgeteld, en op dit getal mag deze kleuter een auto parkeren. Zo gaat het verder, elk om beurt.
Wie heeft als eerste de parking vol ?
TIP : Observeer hoe de kleuter de 2 dobbelstenen bij elkaar optelt. Zijn er kleuters die al hoeveelheden kunnen herkennen ? Kunnen zij ook de stippen op de tweede dobbelsteen doortellen ?
Stel een kleuter gooit 4 en 3. Zegt hij/zij dan : "4,5,6,7," dan kan hij/zij doortellen. Of worden alle stippen geteld ? Zijn er al kleuters die de hoeveelheden al uitrekenen zonder te tellen ?
De telrij tot 12 wordt geoefend. Kunnen de kleuters alle cijfers herkennen ?

2) HET HOOGSTE GETAL
Uit een spel kaarten worden alleen de getalkaarten van 1 tot en met 10 gehaald.
Dit spel wordt gespeeld met 2 kleuters. Elke kleuter krijgt de helft van de stapel kaarten.
Deze leggen ze 'blind' voor zich, zodat de getallen niet te zien zijn.
Op hetzelfde moment draaien ze nu de bovenste kaart om. De getallen worden met elkaar
vergeleken : wie heeft het hoogste getal ? Deze kleuter krijgt beide kaarten en legt deze onderaan zijn stapel.
Wanneer 2 kleuters dezelfde kaarten trekken, blijven die in het midden van de tafel liggen, en leggen ze er allebei een nieuwe kaart bovenop. Opnieuw wordt gekeken wie het hoogste getal heeft, en deze kleuter krijgt nu alle kaarten die op tafel liggen. Wie als eerste zijn/haar kaarten op heeft, heeft verloren.
Er kan ook met een time-timer worden gewerkt : als die rinkelt, dan wordt geteld wie het meest kaarten heeft, en die is de winnaar !
TIP : Herkennen de kleuters alle getallen ? Weten ze wat bedoeld wordt met 'hoogste' ?
Je kan eventueel een getallenlijn tekenen, en aanwijzen waar we beginnen : hoe verder naar rechts, hoe 'hoger' het getal.
3) VLIEGENMEPPERS
Dit spel wordt gespeeld met 2 kleuters. Voor het spel heb je nodig : een groot blad met de cijfers van 1 tot en met 6, een dobbelsteen en voor elke kleuter een vliegenmepper.
Een kleuter gooit met de dobbelsteen en de kleuters proberen zo vlug mogelijk te meppen op het juiste cijfer.
Daarna is het de beurt aan de andere kleuter om te gooien met de dobbelsteen.
TIP :
Dit spel kan ook buiten worden gespeeld. We gebruiken dan een grote dobbelsteen en we tekenen de cijfers met stoepkrijt op de grond of op de muur. Een kleuter gooit met de dobbelsteen en beide kleuters lopen zo vlug mogelijk naar het juiste cijfer.

4) TORENS BOUWEN
Dit spel kan gespeeld worden met 4 kleuters.
Materiaal :
- Bij een grote dobbelsteen worden op de helft van de zijden een '-' aangebracht, op de andere zijden
wordt een '+' aangebracht.
- Alle speelkaarten met de cijfers 1 tot en met 6 worden gebruikt;
- Een grote hoeveelheid blokken.
Spel :
De kleuter die begint, gooit met de dobbelsteen (met + en -) en trekt een speelkaart.
Stel dat de kleuter een '+' en een kaart trekt met een 3, dan mag deze kleuter 3 blokjes nemen en er een toren mee bouwen.
Gooit de kleuter een '-' en een kaart met een 3, dan moet deze kleuter 3 blokjes terug inleveren.
Heeft de kleuter maar 2 blokjes, dan geeft hij deze allemaal terug.
Bij elke volgende beurt wordt de toren dus hoger of lager !
TIP :
Vraagjes : Wie heeft de hoogste toren ? Hoeveel blokjes heeft jouw toren ? Wie heeft het meeste/minste blokjes ? Als er 2 blokjes moeten ingeleverd worden, hoeveel houd je er dan nog
over ?
VEEL SPELPLEZIER !!!
Geplaatst door Katrien Devoogt, 17/03/2017
SCHRIJFDANS
*Peuter- en kleuterschrijfdans is een didactiek die aansluit op de belevingswereld van het jonge kind.
Verhaaltjes, dansen, tekenen, maken van de schrijfdanslessen een feest. De kinderen bereiden zich onbewust voor op het leren schrijven. Telkens is de muziek de motor die de bewegingen ondersteunt.
*Schrijfdans 1&2 bestaat al jaren, maar pas in 2004 komen we in België op het idee om met de
gedachte van Schrijfdans 1 te gaan experimenteren, om ook de jongste kleuters te benaderen,
om ze op een speelse, ongedwongen en genietende manier in contact te laten komen met
schrijfmotorische vaardigheden.

*De doorgaande lijn gaat steeds van grofmotorisch naar fijnmotorisch,
van werken met twee handen naar werken met de voorkeurhand, van
werken met sensomotorisch materiaal naar het gebruik van bord en papier,
van bewegingen in de lucht naar bewegingen op het schrijfoppervlak, van
schrijbelen en schrijftekenen naar schrijven.
*Het bewegen vanuit de eigen emoties staat steeds voorop. Een goede vorm, een 'mooie' letter, kan
immers pas tot stand komen als de basisbewegiing volledig vlot en vloeiend verloopt en met
voldoende zelfvertrouwen wordt uitgevoerd.
Schrijfdans laat kinderen, voordat ze, om een voorbeeld te geven, de letter 'o' gaan schrijven, de 'o'
eerst goed voelen, horen en ervaren. De bewegingen worden daarom eerst geoefend in het groot en
in de lucht. Pas daarna gaan we schrijbelen, schrijftekenen en schrijven, waarbij dezelfde
(schrijf)bewegingen die eerst in de lucht werden uitgevoerd, hun spoor achterlaten op bord,
papier of op een ander schrijfoppervlak.
De basisbewegingen worden op een speelse manier geautomatiseerd en in het motorische centrum
in de hersenen opgeslagen waardoor het aanvankelijk schrijven met minder krampachtigheid
en frustraties kan verlopen en een blijvend plezier geeft.
Alles is erop gericht om te zorgen dat de kinderen zich goed in hun vel voelen : niets is verkeerd,
iedere uitdrukking is een goeie uitdrukking. Al wordt het papier verscheurd en verfrommeld of
boos weggegooid, zelfs dat is niet verkeerd : het kind gooit immers zijn frustraties weg !
Bewegen van binnenuit, inclusief emotionele belevingen, en gekoppeld aan de eigen
fantasiewereld : daartoe biedt Schrijfdans ruime mogelijkheid en is bij uitstek bevorderlijk voor
het leren schrijven !
Bij Schrijfdans staat het kind in het centrum, zijn innerlijke beleving is steeds de grote leidraad.
Geplaatst door Katrien Devoogt, 18/11/2016 11u42
Wat voor leesbeest ben jij ?
Weten de kinderen welke boeken ze graag lezen? Kennen ze hun eigen interessegebied? Als kinderen mogen lezen over onderwerpen die hun interesse hebben, krijgen ze ook meer plezier in lezen. Met behulp van onderstaande test kunnen de kinderen achterhalen welke boeken het best bij hen passen. (Met download hieronder).
Wat voor leestype ben jij? Download HIER (korte versie) of HIER (volledige versie met artikel)
Andere testen waar de kinderen kunnen achterhalen welke boeken ze graag lezen: Leesbeesten, Leestipsapp (3de graad), boekentest, Spangatest, Boeksnoeper of zweetlezer,
Boekenzoeker: per leeftijd en per thema.
Andere testen waar de kinderen kunnen achterhalen welke boeken ze graag lezen: Leesbeesten, Leestipsapp (3de graad), boekentest, Spangatest, Boeksnoeper of zweetlezer,
Boekenzoeker: per leeftijd en per thema.
Geplaatst door Juf Magda, 22/05/2016 10u02
Waarom altijd "beeld" voor Vaderdag of Moederdag?
Altijd is misschien een beetje bij de haren getrokken. Maar vaak zoeken we ons heil voor het maken van een vader- of moederdaggeschenkje in het leerplan 'beeld'. Samen met de kinderen van de klas willen we iets knutselen, zoals dat vroeger heette.
Pinterest staat vol van 'fantastische', 'keilieve' en 'bijzondere' mama's en papa's. En er wordt een tas, een kei of een bij gemaakt.
Waarom niet eens in de hoek van drama, beweging, media, wiskunde of muziek gaan kijken?
Bijvoorbeeld het opgerolde versje met een strikje er rond, wordt thuis in de koelkast verborgen. In huis worden 8 letters verstopt: de K, de O, de E, de L, de K, de A, de S en de T. Het geschenk is een CD die de kinderen in de klas opnemen: Dag papa, hier is Marit. Kijk maar eens onder je hoofdkussen, daar ligt de eerste letter. (Pauze) Hoi, papa hier ben ik weer, in ons tuinhuis op het hoogste plankje ligt nog een letter. Enz.. Na wat zoekwerk, kan papa de koelkast openen en het versje vinden. Media, beweging, taal,...
Zie je zo'n opname niet zitten, je kan de kinderen ook een speurtocht door het huis laten maken of....
Of wat denk je hiervan? Ieder kind krijgt een stratenplan en stippelt een fietsroute uit. Die start bij zijn/ haar huis en eindigt daar ook weer. Op Moederdag leidt mama het hele fietsende gezin doorheen de gemeente. Beweging, ruimte, wereldoriëntatie,...
Mijn papa is slimmer dan Adil El Arbi,
mooier dan Brat Pitt,
grappiger dan Philippe Geubels
en sterker dan Sugar Jackson.
Hij is gewoon MIJN PAPA.
Geplaatst door Juf Magda, 28/12/2015, 8u14













